Overwegingen
1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum eiser 1] en [geboortedatum eiser 2]. Beiden stellen de Guinese nationaliteit te bezitten. Referent stelt de biologische vader te zijn van eisers. Op 3 november 2017 heeft referent voor eisers een aanvraag ingediend ter verkrijging van een machtiging tot voorlopig verblijf voor het doel verblijf als familie- of gezinslid bij referent.
2. Eisers hebben bij de aanvraag geboorteakten overgelegd waarop referent als vader staat vermeld. De afgiftedatum van de documenten is 15 september 2016. In het onderzoeksverslag van Bureau Documenten van 29 januari 2018 is geconcludeerd dat de geboorteakte van [naam eiser 1] frauduleus is verkregen omdat het document is afgegeven op basis van een niet bevoegd opgemaakt en afgegeven document. Ten aanzien van de geboorteakte van [naam eiser 2] is geconcludeerd dat deze met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Daarnaast is in het onderzoeksverslag opgemerkt dat de geboorteakte is geregistreerd op [datum] terwijl [naam eiser 2] op [geboortedatum] zou zijn geboren.
3. De aanvraag is bij besluit van 20 februari 2018 afgewezen. Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar op 11 november 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 14 december 2018 is een mvv verleend aan het kind [naam kind], geboren op [geboortedatum kind], de gestelde zus van eisers. Op 19 augustus 2019 heeft verweerder de beslissing op bezwaar van 11 november 2018 ingetrokken. Daarop heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
4. Eisers hebben in bezwaar twee nieuwe geboorteregistraties en een rechterlijke uitspraak overgelegd. Deze documenten zijn opgemaakt en afgegeven op 25 maart 2016. Dit betekent dat de documenten zijn opgemaakt en afgegeven vóór de afgifte van de geboorteregistraties die bij de aanvraag zijn overgelegd. In het onderzoeksverslag van 28 september 2019 heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat de documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Met betrekking tot de rechterlijke uitspraak is tevens opgemerkt dat het jaartal 2018 in 2016 is gewijzigd door het aanbrengen van correctievloeistof. De overgelegde legalisaties van het Guineese Ministerie zijn tevens met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen.
5. Op 30 oktober 2019 hebben eisers nieuwe geboorteregistraties, een uitspraak van een Guineese rechtbank en een verklaring van echtheid overgelegd. In het onderzoeksverslag van 2 januari 2020 heeft Bureau documenten geconcludeerd dat de geboorteregistraties en de uitspraak van de rechtbank met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Volgens het onderzoeksrapport zijn de legalisaties met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen. Met betrekking tot de verklaring van echtheid heeft Bureau Documenten aangegeven dat voldoende vergelijkingsmateriaal ontbreekt.
6. Eisers hebben per brieven van 9 en 10 maart 2020 verzocht om nader onderzoek te doen naar de geboorte van eisers in het land van herkomst, een ambtsbericht op te stellen en om een DNA-onderzoek in het land van herkomst aan te bieden.
7. Verweerder heeft, kort weergegeven, de aanvraag afgewezen nu de identiteit van eisers en de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent niet vast is komen te staan. Nu geen contra-expertise is overgelegd en niet inhoudelijk is gereageerd op de bevindingen van het Bureau Documenten, wordt van de juistheid van de onderzoeksverslagen uit gegaan. Hierdoor is sprake van een contra-indicatie als bedoeld in paragraaf C2/4.1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Op wat eisers hiertegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan. Verweerder biedt geen nader onderzoek aan naar identiteit dan wel familierechtelijke relatie nu sprake is van vals bevonden documenten.
8. De rechtbank oordeelt als volgt.
Nader onderzoek door verweerder
9. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden naar de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent. Eisers zijn steeds te goeder trouw geweest en hebben de documenten op legale wijze verkregen. Ter zitting heeft referent desgevraagd verklaard dat zijn gestelde echtgenote de documenten telkens zelf heeft aangevraagd en opgehaald. Hierdoor zijn zij in bewijsnood geraakt. Hoewel de eerder overgelegde documenten met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt, hebben eisers ook een verklaring van echtheid overgelegd. Dit document kon volgens het Bureau Documenten niet worden beoordeeld omdat zij niet beschikken over voldoende referentiemateriaal. Dit biedt volgens eisers voldoende basis voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van Bureau Documenten. Verweerder had hierin aanleiding moeten zien om de contra-indicatie te doorbreken en alsnog nader onderzoek aan te bieden. Verweerder heeft daarnaast met betrekking tot het niet aanbieden van DNA-onderzoek ten onrechte doorslaggevend geacht dat er reeds andere afwijzingsgronden van toepassing zijn.
10. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Stateis een onderzoeksverslag van het Bureau Documenten een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder moet zich, als hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht, ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als dat het geval is, kan de desbetreffende belanghebbende de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
11. Het feit dat het Bureau Documenten onvoldoende referentiemateriaal heeft om de verklaring van echtheid te beoordelen, maakt niet dat verweerder niet heeft voldaan aan de vergewisplicht. In dat wat eisers hebben aangevoerd over de verklaring van echtheid ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat de onderzoeksverslagen van Bureau Documenten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen of niet voldoende inzichtelijk en concludent zijn.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de onderzoeksverslagen van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Eisers hebben niet inhoudelijk op de onderzoeksverslagen gereageerd. Dat eisers geen deskundige hebben kunnen vinden om contra-expertise te doe uitvoeren doet hier niet aan af. Eisers hebben niet onderbouwd dat het laten uitvoeren van een contra-expertise onmogelijk is of dat er geen experts beschikbaar zijn. Eisers hebben geen stukken overgelegd waaruit is gebleken dat zij of referent hebben gezocht naar een contra-expert. Van een schending van het beginsel van equality of arms is dus geen sprake.
13. Nu verweerder uit heeft mogen gaan van de onderzoeksverslagen van Bureau Documenten, is sprake van een contra-indicatie om nader onderzoek aan te bieden zoals beschreven in paragraaf C2/4.1.2 Vc. Ook als zich een contra-indicatie voordoet, dient verweerder de overige verklaringen of bewijsmiddelen te betrekken bij de beoordeling of nader onderzoek wordt aangeboden. Verweerder heeft op goede gronden overwogen dat eisers geen inhoudelijke punten hebben aangevoerd op grond waarvan getwijfeld dient te worden aan de onderzoeksverslagen. Als reactie op het onderzoeksverslag zijn telkens nieuwe documenten ingebracht die vervolgens ook niet correct zijn bevonden. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat de aanvraagdatum van de overgelegde geboorteregistratie van het kind [naam eiser 2] ligt voor de daadwerkelijke geboortedatum van het kind. Eisers hebben geen verklaring gegeven voor het feit dat de in bezwaar overgelegde documenten zijn opgemaakt en afgegeven vóór de afgifte van de bij de aanvraag overgelegde documenten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd uiteen heeft gezet waarom geen nader onderzoek wordt aangeboden.
14. Eisers hebben tevens onvoldoende onderbouwd dat verweerder nader onderzoek had moeten aanbieden nu eisers in bewijsnood verkeren ten aanzien van het overleggen van echte documenten, zoals bedoeld in paragraaf 2.1.2. van de Werkinstructie 2020/14. Hierbij geldt het uitgangspunt dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat bij de betreffende autoriteiten om deze documenten is verzocht of dat de registers van het desbetreffende land onvolledig of onbetrouwbaar zijn. Dit hebben eisers niet gedaan. Daarnaast hebben eisers geen verklaring gegeven voor de bevreemdende data van de documenten of de aanpassing in de rechterlijke uitspraak met correctievloeistof, noch hebben zij aannemelijk gemaakt dat dit te wijten is aan onvolledige of onbetrouwbare registers van het land van herkomst.
15. Tot slot heeft verweerder bij het afwijzen van een verzoek tot uitvoeren van DNA-onderzoek mogen betrekken dat eisers niet aan de andere voorwaarden voor afgifte van een mvv voldoen. Dit is in overeenstemming met Werkinstructie 2020/14, onder 2.2. en blijft naar het oordeel van de rechtbank binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM
16. Tussen partijen staat niet vast dat er familie- of gezinsleven bestaat tussen referent en eisers, als bedoeld in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Echter, nu verweerder in het bestreden besluit toch is ingegaan op de belangenafweging in dit kader, ziet de rechtbank zich gehouden om op de door eisers aangevoerde grond ten aanzien van dit onderdeel in te gaan.
17. Eisers hebben aangevoerd dat objectieve belemmeringen, althans zwaarwegende hindernissen, in de weg staan aan het uitoefenen van het gezinsleven buiten Nederland. Eisers missen hun in Nederland verblijvende moeder. Referent beschikt niet over de juiste achtergrond om zich met succes in Guinee te kunnen vestigen, nu hij afkomstig is uit Sierra Leone.
18. Verweerder heeft de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eisers mogen laten uitvallen. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat referent vanaf het jaar 2008 om de twee jaar naar Guinee op bezoek is gegaan. Eisers hebben geen begin van bewijs geleverd dat sprake is van objectieve belemmeringen om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. Verweerder heeft dan ook in het bestreden besluit terecht meegewogen dat eisers en hun gestelde moeder, eventueel tezamen met referent en het kind [naam kind], het gezinsleven in Guinee kunnen uitoefenen.
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, op 28 juli 2021 openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter stelt zich buiten
staat om te ondertekenen.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.