ECLI:NL:RBDHA:2021:8422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.6492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak door niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling van een verzoeker in het kader van zijn asielaanvraag. De verzoeker had op 28 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 21 mei 2021 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag ingewilligd, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van de verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij partijen niet heeft uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep van de verzoeker nooit ontvankelijk is geweest. Dit is gebaseerd op de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking is getreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker verweerder op 24 juni 2019 in gebreke heeft gesteld, maar dat deze ingebrekestelling zijn werking heeft verloren door eerdere uitspraken van de rechtbank over het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat het beroep niet ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier M. Bos. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan geraadpleegd worden via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.6492
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R. Hijma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Op 28 april 2021 heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 21 mei 2021 heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank heeft eerder uitspraak gedaan over het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van verzoeker, namelijk op 16 oktober 2019 (zaaknummer NL19.21851) en op 11 november 2020(zaaknummer NL20.10894). Verweerder heeft daarna geen besluit bekend gemaakt.
4. Vervolgens is verzoeker op 28 april 2021 opnieuw in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Dit is het beroep waar deze uitspraak over gaat.
5. Op 21 mei 2021 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de asielaanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
6.1.
Voordat de rechtbank een beslissing kan nemen op het verzoek om een proceskostenveroordeling, moet de rechtbank eerst beoordelen of het beroep dat eiser op 28 april 2021 heeft ingesteld ontvankelijk is. Om dit te kunnen beoordelen, is het volgende van belang.
6.2.
Op 11 juli 2020 is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in werking getreden. In de Tijdelijke wet is het overgangsrecht geregeld in die zin, dat indien vóór inwerkingtreding van deze wet een geldige ingebrekestelling is ontvangen, het oude recht van toepassing is. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 10 juli 2020 in gebreke gesteld had moeten worden.
6.3.
Verzoeker heeft verweerder op 24 juni 2019, dus vóór inwerkingtreding van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, in gebreke gesteld. Deze ingebrekestelling heeft echter zijn werking verloren omdat de rechtbank op het beroep tegen het niet tijdig beslissen op 16 oktober 2019 en daarna op 11 november 2020 al uitspraak heeft gedaan.1 Dit betekent dat de hoofdregel van artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. Er is geen beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mogelijk.
7. Het beroep van 28 april 2021 is nooit ontvankelijk geweest. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op [datum.uitspraak] en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
08 juli 2021

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.