5.3Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft kokend dan wel heet water over haar echtgenoot heen gegooid en hem meerdere keren met een mes gestoken. Hij heeft hieraan - naar het lijkt - gelukkig geen zwaar lichamelijk letsel overgehouden, maar hij had hieraan wel degelijk zwaar lichamelijk letsel over kunnen houden. Door dit strafbare feit (poging tot zware mishandeling) te plegen, heeft de verdachte de lichamelijk integriteit van haar echtgenoot in ernstige mate geschonden. Dit alles is gebeurd in de woning waar zij samen met hem woont en waar hij zich normaalgesproken veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen. Nadat zij dit feit had gepleegd, heeft de verdachte brand gesticht in deze woning. Haar echtgenoot had toen gelukkig inmiddels al de woning verlaten, maar in deze woning is wel veel materiële schade ontstaan als gevolg van de brand.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
- een Pro Justitia-rapportage, op 28 april 2021 opgesteld door K. Jangbahadoer Sing, psychiater;
- een brief van K. Jangbahadoer Sing van 12 juli 2021 betreffende “aanvullende informatie R.G.”;
- een Pro Justitia-rapportage, op 23 april 2021 opgesteld door drs. W.J.L. Lander, klinisch psycholoog;
- een Reclasseringsadvies van RN Advies & Toezichtunit 6 Oost, op 24 juni 2021 opgesteld door reclasseringswerker [naam] .
Jangbahadoer Sing heeft in diens Pro Justitia rapportage het volgende naar voren gebracht.
De verdachte lijdt aan paranoïde psychose en een psychotraumagerelateerde
stoornis. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten waren bovengenoemde stoornissen bij de verdachte aanwezig en deze stoornissen hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde. Dit leidt tot het advies om de aan de verdachte ten laste gelegde feiten - mochten die bewezen worden geacht - in het geheel niet toe te rekenen. Indien de verdachte niet wordt behandeld wegens de bij haar vastgestelde stoornissen en niet wordt begeleid, wordt het recidiverisico als matig tot hoog ingeschat voor algemeen gewelddadig gedrag.
Gezien de psychiatrische behandelvoorgeschiedenis, het huidige psychiatrische beeld en de sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte, heeft zij een behandeling nodig om het recidiverisico te minimaliseren. De behandeling dient klinisch aan te vangen en daarbij moet aandacht zijn voor het instellen op medicatie (antipsychoticum), psycho-educatie en psychotherapeutische behandeling van de psychose en het psychotrauma.
Het behandeltraject zou vorm kunnen gegeven worden binnen het kader van een zorgmachtiging. De kans bestaat dan echter dat de verdachte in een reguliere GGZ terechtkomt. Een reguliere GGZ is niet gespecialiseerd in het verlagen van het recidiverisico.
Alles overwegende is Jangbahadoer Sing van mening dat de maatregel TBS met voorwaarden het meest passende kader is om dit behandeltraject vorm te geven.
In zijn aanvullende brief heeft Jangbahadoer Sing nog het volgende naar voren gebracht.
“Binnen de reguliere GGZ ligt de nadruk van de behandelingen meer op klinisch en maatschappelijk herstel. De insteek van de behandeling om het recidiverisico te verlagen is een expertise die bij de forensische GGZ ligt.”
Vanwege het recidivegevaar en om de behandeling binnen de forensische GGZ te kunnen waarborgen, adviseert Jangbahadoer Sing de TBS maatregel met voorwaarden in plaats van een zorgmachtiging.
Lander heeft in diens Pro Justitia rapportage
Bij de verdachte is sprake van een paranoïde psychotische stoornis. Deze stoornis was ten tijde van het tenlastegelegde bij de verdachte aanwezig en heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde. Gelet hierop adviseert Lander om het tenlastegelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
Omtrent het recidiverisico overweegt Lander het volgende. Het recidiverisico wordt als matig beoordeeld en er is sprake van gevaar voor personen en/of goederen in de omgeving van de verdachte. Een behandeling binnen een verplicht juridisch kader is aangewezen om het recidiverisico tot een aanvaardbaar minimum te reduceren.
Omtrent de zorgmachtiging overweegt Lander dat een nadeel bij een zorgmachtiging is dat deze een half jaar duurt en de kans bestaat dat de zorgmachtiging daarna niet wordt verlengd. De verdachte heeft behoefte aan een behandeling van langere duur. Een zorgmachtiging biedt dus niet voldoende garantie om het recidiverisico te reduceren.
Een andere optie is volgens Lander om aan de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Hij merkt daarbij op dat als deze maatregel zou worden opgelegd, een langdurige behandeling is gewaarborgd en inname van medicatie (dan wel depotmedicatie) als voorwaarde kan worden opgelegd.
De reclassering heeft in haar advies het risico op recidive zonder de geïndiceerde behandeling en begeleiding als gemiddeld ingeschat,. De psychiatrische problematiek van de verdachte is de voornaamste risicofactor. Wanneer de verdachte haar medicatie niet inneemt, afspraken met de hulpverlening niet nakomt en vervolgens het ziektebesef en -inzicht afneemt, is het risico op psychische ontregeling hoog en valt delictgedrag niet uit te sluiten. Gezien de psychiatrische problematiek van de verdachte wordt een klinisch traject bij aanvang door zowel het NIFP als de reclassering noodzakelijk geacht. De verdachte kan bij de forensisch psychiatrische afdeling (fpa) Fivoor te Den Haag terecht in het kader van de maatregel TBS met voorwaarden. De terugkeer naar haar leefomgeving dient zorgvuldig vorm te worden gegeven en geleidelijk plaats te vinden. Dit omdat zij terug zal keren naar de omgeving waar het delict plaatsvond en de schuld- en schaamtegevoelens die de verdachte ervaart mogelijk spanningen en stress met zich meebrengen. Vervolgens dient met ondersteuning vanuit een forensische polikliniek en/of het FACT-team middels een systemische benadering de thuissituatie en het psychische functioneren gemonitord te worden. De verdachte heeft hieraan haar medewerking toegezegd. Momenteel laat zij inzicht en motivatie zien om medicatie in te nemen, zich te conformeren aan afspraken en herhaling van een ontregeling en delictgedrag te voorkomen.
Dit alles in ogenschouw nemende adviseert de reclassering positief om de maatregel TBS met voorwaarden aan de verdachte op te leggen met de in dit reclasseringsadvies genoemde algemene en bijzondere voorwaarden.
De toerekeningsvatbaarheid van de verdachte
De rechtbank kan zich verenigen met de bovenstaande overwegingen en conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. Op basis van deze rapportages concludeert de rechtbank dat de verdachte, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, leed aan meerdere psychische stoornissen. Volgens psychiater Jangbahadoer Sing zijn beide stoornissen bij de verdachte van invloed zijn geweest op het plegen van deze feiten. Volgens klinisch psycholoog Lander is een van deze stoornissen bij de verdachte van invloed is geweest op het plegen van deze feiten. Gelet op het voornoemde concludeert de rechtbank dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd onder invloed van haar psychische problematiek en dat de verdachte om die reden ten aanzien van deze feiten als geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Gelet op voornoemde overwegingen van de deskundigen acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte een langdurige klinische behandeling zal ondergaan wegens de ernstige psychiatrische problematiek waarmee zij heeft te kampen en het daarmee samenhangende recidiverisico op geweld tegen personen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is binnen welk kader deze behandeling plaats zou moeten vinden. De raadsvrouw heeft bepleit om deze behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging plaats te laten vinden.
De rechtbank overweegt dat uit de rapportage van Lander volgt dat als de verdachte zal worden behandeld in het kader van een door de strafrechter afgegeven zorgmachtiging, het risico bestaat dat deze machtiging niet wordt verlengd en dat de behandeling in dat geval naar alle waarschijnlijkheid te kort heeft geduurd om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.
Jangbahadoer Sing adviseert om de maatregel TBS met voorwaarden aan de verdachte op te leggen in plaats van een zorgmachtiging af te geven vanwege het recidivegevaar en om de behandeling van de verdachte binnen de forensische GGZ te waarborgen. Indien een zorgmachtiging aan de verdachte wordt afgegeven door de strafrechter bestaat volgens Jangbahadoer Sing het risico dat de verdachte binnen een reguliere GGZ zal worden behandeld en is een reguliere GGZ instelling, in tegenstelling tot een forensische GGZ, niet gespecialiseerd in het verlagen van het recidiverisico.
Gelet op de geschatte duur van de behandeling en de gespecialiseerde zorg die de verdachte nodig heeft om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau te reduceren, is de rechtbank van oordeel dat een behandeling in het kader van een zorgmachtiging geen toereikend behandelkader biedt.
Op basis van de Pro Justitia rapportages concludeert de rechtbank dat de maatregel TBS met voorwaarden de beste optie is om het recidiverisico te verlagen. Dit is van belang om de verdachte op een verantwoorde wijze terug te kunnen laten keren in de maatschappij en, meer in het bijzonder, terug te kunnen laten keren naar de woning waar zij brand heeft gesticht en zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld tegen haar echtgenoot. Het is de bedoeling dat zij in de woning weer zal gaan samenwonen met haar echtgenoot.
De rechtbank stelt voorop dat de maatregel TBS met voorwaarden aan een verdachte kan worden opgelegd wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist.
De stoornissen van de verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Ter onderbouwing van dit oordeel wijst de rechtbank op hetgeen de Pro Justitia rapporteurs naar voren hebben gebracht omtrent de stoornissen van de verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico bij het uitblijven van een behandeling en de bewezenverklaarde geweldsdelicten. In het licht hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat de veiligheid van anderen en goederen vereist dat aan de verdachte de TBS-maatregel wordt opgelegd.
Aan de overige wettelijke vereisten, is eveneens voldaan. De bewezenverklaarde feiten betreffen immers misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder sub 2, van het Wetboek van Strafrecht omdat dit misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts bestond bij de verdachte tijdens het begaan van voornoemde bewezenverklaarde feiten ziekelijke stoornissen van de geestvermogens.
Uit al het voorgaande volgt dat de oplegging van de maatregel in overeenstemming is met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten met de voorwaarden die de reclassering in haar advies van 24 juni 2021 heeft geadviseerd.
De duur van de TBS-maatregel (ongemaximeerd)
In de onderhavige zaak legt de rechtbank een TBS-maatregel met voorwaarden aan de verdachte op ter zake van twee misdrijven, waarvan er een kan worden aangemerkt als een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten poging tot zware mishandeling. Gelet daarop en omdat op dit moment nog niet duidelijk is hoe lang de door de gedragsdeskundigen voorgestelde behandeling van de verdachte zal vergen, zal de rechtbank de maatregel ongemaximeerd aan de verdachte opleggen.
De dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Gelet op de hiervoor besproken rapportages, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien zij niet direct na haar invrijheidsstelling aan haar behandeling kan beginnen. Gelet hierop en teneinde te voorkomen dat tussen het einde van de detentie en de aanvang van de TBS met voorwaarden (bij onherroepelijkheid van het vonnis) een periode zonder toezicht zal ontstaan, zal de rechtbank op grond van artikel 38, zesde lid Sr bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.