ECLI:NL:RBDHA:2021:8368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
8977514/21-963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over studiekostenbeding en loonbetaling in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Kinderopvang Chouchou B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van Chouchou tot terugbetaling van studiekosten die gemaakt zijn voor de opleiding van [gedaagde]. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde] werd opgezegd tijdens de proeftijd, waarna Chouchou aanspraak maakte op terugbetaling van de gemaakte opleidingskosten op basis van een studiekostenbeding in de studieovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het studiekostenbeding nietig is, omdat het niet voldoet aan de eisen die aan dergelijke bedingen worden gesteld. De rechter oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet als 'vrijwillig vertrek' kan worden gekwalificeerd, aangezien [gedaagde] zich genoodzaakt voelde om de overeenkomst te beëindigen door het niet nakomen van afspraken door Chouchou. Hierdoor is de vordering van Chouchou tot terugbetaling van studiekosten afgewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat Chouchou het loon van [gedaagde] over januari 2020 niet had betaald en dat zij verplicht is om dit alsnog te doen, inclusief de wettelijke verhoging en de eindafrekening. Chouchou is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
esp/c
Rolnummer: 8977514 / RL EXPL 21-963
29 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KINDERDAGVERBLIJF CHOUCHOU B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.M.M. Loohuis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. Ö. Sahin.
Partijen worden hierna ook Chouchou en [gedaagde] genoemd.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de inleidende dagvaarding van 4 januari 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Op 3 juni 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [betrokkene] ( [functie] ) namens Chouchou, bijgestaan door de voornoemde gemachtigde, en [gedaagde] in persoon, bijgestaan door de voornoemde gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] is op 13 december 2019 in dienst getreden bij Chouchou voor de bepaalde tijd van 18 maanden, in de functie van student-werknemer pedagogisch medewerker, voor 24 uur per week. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat partijen een proeftijd overeenkomen van twee maanden, waarin beide partijen zonder opzegging of opgave van redenen de arbeidsovereenkomst kunnen doen eindigen. In de arbeidsovereenkomst is verder bepaald dat de cao Kinderopvang (de cao) zoals deze geldt voor Chouchou van toepassing is. Verder is in de arbeidsovereenkomst in artikel 10.4 het volgende opgenomen:
“KDV Chou Chou is een VE locatie, daarom zijn bepaalde certificaten noodzakelijk. Student-werknemer verplicht zich om de certificaten voor 3F Nederlands, het VE programma Piramide en het kind volgsysteem KIJK te behalen binnen 3 maanden, dan wel anders overeengekomen. Werkgever betaalt de opleidings- en examenkosten, en de klassikale uren van Piramide, overige inspanningen zijn in eigen tijd. Indien meer tijd nodig is dan overeengekomen dan kan de student-werknemer uit geroosterd worden. De studieovereenkomst maakt onlosmakelijk deel uit van de arbeidsovereenkomst.”
2.2.
Partijen hebben naast de arbeidsovereenkomst een studieovereenkomst gesloten op 22 november 2019 waarin – voor zover hier van belang – het volgende is opgenomen:
Terugbetalingsverplichting
Werkgever heeft het recht om, en kan dus, de door hem gedragen kosten van de studie van de werknemer voor 100% (uiteraard minus indien van toepassing reeds gedane inhoudingen) van werknemer terug te vorderen. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Werkgever gaat ervan uit dat werknemer na voltooiing van de studie nog minimaal 2 jaar in dienst blijft om in aanmerking te komen voor volledige vergoeding, tenzij de werkgever de werknemer na voltooiing geen nieuw dienstverband aanbiedt. Bij vrijwillig vertrek van de werknemer, of bij onvoldoende functioneren door de werknemer, geldt de navolgende terugbetalingsverplichting:
  • bij einde van het dienstverband tijdens de desbetreffende studie of stoppen van de studie, dient werknemer 100% van alle gemaakte kosten door de werkgever terug te betalen aan werkgever;
  • bij einde van het dienstverband tot en met 6 maanden na voltooiing van de desbetreffende studie, dient werknemer 100% van alle gemaakte kosten terug te betalen aan werkgever;
  • bij einde van het dienstverband tussen 6 tot en met 12 maanden na voltooiing van de desbetreffende studie, dient werknemer 75% van alle gemaakte kosten terug te betalen aan werkgever;
  • bij einde van het dienstverband tussen 12 tot en met 18 maanden na voltooiing van de desbetreffende studie, dient werknemer 50% van alle gemaakte kosten terug te betalen aan werkgever;
  • bij einde van het dienstverband tussen 18 tot en met 24 maanden na voltooiing van de desbetreffende studie, dient werknemer 25% van alle gemaakte kosten terug te betalen aan werkgever.
Gangbare studiefaciliteiten
  • 3F: werkgever betaalt de eerste examenkosten (ongeveer € 275,-). Uren en reiskosten worden niet vergoed. Herkansingen zijn verplicht en voor rekening medewerker.
  • HCO VE en KIJK! trainingen: De werkgever betaalt de lesuren gedurende de cursus. Reiskosten etc. zijn rekening werknemer.
  • Babycertificaat: Reiskosten en lesuren worden in principe niet vergoed.
  • Werkend Leren: hierbij zijn verschillende trajecten mogelijk, veelal in kader van BBL of zijinstroom. De kosten zijn op voorhand bekend en liggen in het algemeen tussen de €5.000,- tot €6.000,-. Waarbij de werknemer in principe 50% van de cursuskosten draagt. Reiskosten en lesuren worden in principe niet vergoed. Hiervoor wordt een aparte overeenkomst afgesloten zodat de kosten op voorhand duidelijk zijn.
  • Voor de start van de studie worden de afspraken betreffende de studie schriftelijk vastgelegd.
Specifieke afspraak met betrekking de opleiding BBL:
In aansluiting met bovenstaande is afgesproken dat voor de cursus van Werkendleren “Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 BBL” de medewerker 50% van de kosten draagt, te weten 50% van €6000,-.
Dit bedrag zal in 24 termijnen (€ 125 per maand) ingehouden worden op het salaris. Werkgever zal ten behoeve van de belastingaangifte hiervoor een specificatie verstrekken aan werknemer.”
2.3.
Begin januari 2020, in de proeftijd, heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst opgezegd. Op 7 januari 2020 hebben partijen gesproken over de opzegging. Bij emailbericht van 21 januari 2020 heeft Chouchou de opzegging van de arbeidsovereenkomst bevestigd.

3.Vordering in conventie, grondslag en verweer

3.1.
Chouchou vordert in conventie veroordeling van [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Chouchou te betalen een bedrag van € 2.970,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Chouchou legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde] conform de studieovereenkomst verplicht is tot terugbetaling aan Chouchou van de door Chouchou tot het moment van opzegging van de arbeidsovereenkomst ten behoeve van [gedaagde] gemaakte opleidingskosten. In totaal heeft Chouchou een bedrag van € 2.975,- op facturen betaald voor de BBL4-opleiding. Door Chouchou is een bedrag van € 250,- netto met de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst verrekend, zodat dat in mindering op het verschuldigde bedrag wordt gebracht. Chouchou vordert daarnaast een bedrag van € 245,- voor de studiekosten voor het certificaat 3F dat zij uit coulance – onverplicht – heeft betaald.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer concluderend tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Chouchou in de kosten van deze procedure. Zij legt aan haar verweer ten grondslag dat zij zich genoodzaakt voelde de arbeidsovereenkomst gedurende de proeftijd op te zeggen omdat Chouchou zich niet aan de gemaakte roosterafspraken hield en de haar toegewezen praktijkbegeleider niet over de benodigde kwalificaties beschikte. Chouchou heeft daarmee ook in strijd met de cao gehandeld. Opzegging is dus aan Chouchou te wijten. De studiekostenovereenkomst is niet geldig omdat niet conform de cao een plan is vastgesteld. Er wordt dus ten nadele van [gedaagde] afgeweken van de cao, zodat het studiekostenbeding nietig is. Het studiekostenbeding is verder niet duidelijk en kent geen geleidelijk glijdende afbouw. Het studiekostenbeding drukt zwaarder op een overeenkomst voor bepaalde duur. In het kader van goed werkgeverschap en op grond van de redelijkheid en billijkheid kan Chouchou onder de gegeven omstandigheden geen beroep doen op het studiekostenbeding en 100% van de kosten vorderen.

4.Vordering in reconventie, grondslag en verweer

4.1.
[gedaagde] vordert in reconventie veroordeling van Chouchou, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om binnen twee dagen na dit vonnis de loonstrook over januari 2020 en de eindafrekening over te leggen, en om aan [gedaagde] te betalen het loon van de maand januari 2020, te vermeerderen met de emolumenten, de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente, met veroordeling van Chouchou in de kosten van deze procedure.
4.2.
[gedaagde] legt aan deze vordering ten grondslag dat zij recht heeft op het loon over januari 2020 dat haar tot op heden niet is betaald en op de loonstrook van januari 2020 en de eindafrekening.
4.3.
Chouchou heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

5.Beoordeling

5.1.
Vanwege de verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Chouchou stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd op 3 januari 2020; [gedaagde] heeft het over 7 januari 2020. Beide partijen verwijzen naar een gesprek tussen Chouchou en [gedaagde] op 7 januari 2020 over opzegging. Omdat niet ter discussie staat dat [gedaagde] nog op 6 en 7 januari 2020 heeft gewerkt, gaat de kantonrechter ervan uit dat zij de arbeidsovereenkomst op 7 januari 2020 heeft opgezegd.
Studiekostenbeding nietig?
5.3.
Beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar na voltooiing van de studie leidt volgens de studieovereenkomst, in beginsel tot een verplichting tot terugbetaling van de door de werkgever voor de werknemer gemaakte studiekosten. Volgens Chouchou is [gedaagde] als gevolg van haar opzegging van de arbeidsovereenkomst gehouden 100% van de door haar voor [gedaagde] gemaakte studiekosten te vergoeden. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] houdt in dat het studiekostenbeding opgenomen in de studieovereenkomst nietig is omdat het niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk beding mogen worden gesteld dan wel omdat het niet beantwoordt aan wat daarover in de cao is bepaald.
5.4.
De wet kent geen regeling over de terugbetaling van studiekosten door de werknemer aan de werkgever bij het einde van het dienstverband. In de jurisprudentie (de arresten Muller/Van Opzeeland HR 10 juni 1983, NJ 1983/796 en HR 5 juni 1987, NJ 1987/795) zijn er beperkingen gesteld aan een dergelijk beding. Voor zover relevant in deze zaak geldt – samengevat – dat het beding moet voldoen aan de volgende voorwaarden;
- de werkgever moet de periode vaststellen waarbinnen hij baat zal hebben van de door de werknemer tijdens de studieperiode opgedane kennis en vaardigheden;
- de terugbetalingsverplichting dient te verminderen naar evenredigheid met het voortduren van de arbeidsovereenkomst na afronding van de opleiding (de glijdende schaal);
- de terugbetalingsregeling moet aan de werknemer duidelijk zijn uiteengezet.
Indien niet aan deze vereisten is voldaan, is het studiekostenbeding nietig. Een mogelijke terugbetalingsverplichting geldt dan niet. Ook al is een studiekostenbeding geldig, de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de werkgever zich daar niet op kan beroepen onder bepaalde omstandigheden.
5.5.
De kantonrechter constateert dat het in de studieovereenkomst door Chouchou is beschreven dat zij er van uitgaat dat [gedaagde] na voltooiing van de studie nog twee jaar in dienst blijft. Daaruit blijkt voldoende van de periode waarbinnen zij baat heeft van de door [gedaagde] opgedane kennis en vaardigheden. Het studiekostenbeding voldoet ook aan het vereiste van de glijdende schaal. De terugbetalingsverplichting wordt in twee jaar te rekenen vanaf de voltooiing van de studie, geleidelijk in stappen van telkens 25% afgebouwd van 100% naar 0%. Na 24 maanden is geen terugbetaling meer opgenomen. Verder is de terugbetalingsverplichting ook duidelijk uiteengezet. Het gaat om terugbetaling van de door Chouchou gemaakte kosten (minus de reeds gedane inhoudingen). Niet valt in te zien wat daar onduidelijk aan is, zoals door [gedaagde] is gesteld, althans dat heeft zij onvoldoende duidelijk onderbouwd. Uit de toelichting op de vordering begrijpt de kantonrechter dat Chouchou zich op het standpunt stelt dat zij € 3.220,- aan kosten heeft betaald en er nog geen inhoudingen zijn gedaan. Met het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat het studiekostenbeding rechtsgeldig is.
5.6.
Volgens [gedaagde] is het studiekostenbeding voorts nietig omdat Chouchou niet heeft voldaan aan artikel 9.1 lid 1 van de cao waarin is bepaald dat de werkgever jaarlijks een plan dient vast te stellen met betrekking tot opleidings-, scholings-, en loopbaanbeleid. Chouchou heeft niet betwist dat een dergelijk plan bij haar niet bestaat. Uit de cao blijkt niet dat indien een dergelijk plan niet bestaat, een met een individuele werknemer overeengekomen studiekostenbeding nietig is, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat.
Vergoeding van studiekosten?
5.7.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of Chouchou op grond van het studiekostenbeding [gedaagde] kan verplichten de studiekosten die zij stelt te hebben gemaakt voor [gedaagde] te vergoeden.
5.8.
Volgens Chouchou heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst opgezegd en is zij daarmee verplicht tot vergoeding van de gemaakte studiekosten op grond van de studieovereenkomst geworden.
5.9.
[gedaagde] betwist dat. Zij stelt zich op het standpunt dat zij het niet haar vrije keuze was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, maar dat zij zich daartoe genoodzaakt zag omdat Chouchou zich niet hield aan de bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst gemaakte afspraak om [gedaagde] op maandagen, dinsdagen en vrijdagen voor de werkzaamheden in te zetten. Voor een aantal incidentele opleidingsdagen die op vrijdag waren gepland, heeft [gedaagde] ermee ingestemd om op de donderdag te komen werken. Met ingang van januari 2020 zou de avondopleiding van start gaan, zodat [gedaagde] weer op de vrijdagen kon werken. Maar ook daarna heeft Chouchou [gedaagde] ingeroosterd op dagen dat zij niet beschikbaar was. De omstandigheid dat Chouchou van haar zou blijven vragen om op andere dan de overeengekomen dagen te werken, leidde bij [gedaagde] tot stress ook omdat zij iedere keer opvang voor haar kinderen moest regelen. Zij was aan de eigen opvang van haar kinderen gebonden en had onvoldoende mogelijkheid om snel iets te regelen. Dat heeft zij ook voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst aan Chouchou duidelijk gemaakt. Zij heeft er niet voor gekozen om in een flex-pool te werken; dat kon zij ook niet volhouden. Als Chouchou zich aan de afspraak over haar werkdagen had gehouden of had willen houden, had [gedaagde] geen noodzaak gehad de arbeidsovereenkomst op te zeggen, aldus [gedaagde] .
5.10.
Chouchou heeft niet betwist dat zij met [gedaagde] de afspraak heeft gemaakt haar op maandagen, dinsdagen en vrijdagen voor de werkzaamheden in te zetten. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Chouchou naar voren gebracht dat deze werkdagen zijn afgesproken en dat toen ook gezegd is: er kan van je worden verwacht dat je de donderdag wel werkt ivm studie. Chouchou is bekend met de cao en houdt daar rekening mee. Er moet een maand van tevoren worden gepland. In de praktijk is het zo dat er 10 dagen van tevoren kan worden gepland. Volgens Chouchou dienen medewerkers zich echter flexibel op te stellen en bij te springen als bijvoorbeeld collega’s ziek uitvallen.
5.11.
De kantonrechter constateert dat in de arbeidsovereenkomst geen vaste werktijden of -dagen zijn opgenomen. Partijen twisten er niet over dat tussen Chouchou en [gedaagde] is afgesproken dat zij maandagen, dinsdagen en vrijdagen zou werken. Omdat zij in het begin een paar vrijdagen de dagopleiding zou volgen, was de afspraak dat zij in dat geval de donderdag zou komen werken. Vraag is of Chouchou van [gedaagde] kon verlangen dat zij daarnaast ook vaker buiten maandagen, dinsdagen en vrijdagen zou werken. Artikel 4.2 van de cao geeft daar ruimte toe, maar die ruimte is beperkt tot inzet op een tussen werkgever en werknemer bij aanvang van het dienstverband afgesproken “extra roosterdag” in aanvulling op de afgesproken vaste roosterdagen. Uit de toelichting die Chouchou geeft bij het roosteren en de door haar verlangde inzet van [gedaagde] , lijkt naar voren te komen dat zij van mening is dat als zij 10 dagen van tevoren de roosters kenbaar heeft gemaakt aan [gedaagde] , deze daar dan geen bezwaar tegen kan maken en dat Chouchou, in geval van bijvoorbeeld ziekte van medewerkers, ook binnen die 10 dagen van [gedaagde] kan verlangen om akkoord te gaan met roosterwijzigingen op andere dagen dan de afgesproken extra roosterdag. Dat is echter niet conform de in artikel 4.2 cao opgenomen regeling.
5.12.
Daarmee is het de vraag of er sprake is van
“vrijwillig vertrek van de werknemer”een van de situaties die volgens de studieovereenkomst leiden tot een verplichting tot terugbetaling van de door de werkgever gemaakte studiekosten. In de studieovereenkomst is niet uitgelegd wat precies moet worden verstaan onder vrijwillig vertrek. De maatstaf voor de uitleg van afspraken tussen partijen is ooit geformuleerd door de HR in het zogenoemde “Haviltex-arrest” (ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Op grond daarvan kan niet worden volstaan met uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van de vraag wat partijen in hun schriftelijke contract hebben willen regelen komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in het contract mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.13.
Uit de in de studieovereenkomst beschreven twee situaties die tot terugbetaling van studiekosten leiden – vrijwillig vertrek van de werknemer en onvoldoende functioneren door de werknemer – volgt dat dit omstandigheden zijn die de werknemer – in beginsel in ieder geval – in de hand heeft. De situatie waar het hier om gaat is er een van een werkgever die in weerwil van gemaakte afspraken en van cao-bepalingen, van de werknemer vraagt om op andere dagen te komen werken, zonder dat daarover met de werknemer tot overeenstemming is gekomen. Dat is niet een situatie die [gedaagde] in de hand heeft, maar een die door Chouchou wordt veroorzaakt. Uit de arbeidsovereenkomst, de studieovereenkomst en hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht, heeft het studiekostenbeding ten doel de werkgever te beschermen tegen verlies van investering (in studiekosten) als gevolg van beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer vanwege een situatie die in de hand van de werknemer ligt. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] redelijkerwijs er niet op bedacht behoefde te zijn dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder de gegeven omstandigheden ook onder
“vrijwillig vertrek van de werknemer”begrepen is. Daarvoor geven noch de teksten van de arbeidsovereenkomst en de studieovereenkomst noch de overige afspraken tussen partijen enig aanknopingspunt, althans daarvoor is door Chouchou onvoldoende aangevoerd. Zoals [gedaagde] – onweersproken – heeft aangevoerd, was haar vertrek niet
“vrijwillig”als bedoeld in de studieovereenkomst en had zij nu nog voor Chouchou gewerkt als deze de afspraken omtrent werkdagen was nagekomen.
5.14.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat geen sprake is van vrijwillig vertrek van [gedaagde] waardoor zij verplicht is studiekosten aan Chouchou terug te betalen. De vordering in conventie van Chouchou zal worden afgewezen. Daarmee behoeven de overige verweren van [gedaagde] geen bespreking meer.
Loon, loonstrook en eindafrekening
5.15.
Vast staat dat Chouchou het [gedaagde] nog over de in januari 2020 gewerkte dagen loon verschuldigd was en dat zij dit niet aan [gedaagde] heeft betaald, maar heeft verrekend met de haar vordering op grond van door [gedaagde] aan haar terug te betalen studiekosten. Met het oordeel in conventie dat [gedaagde] niet verplicht is de studiekosten te betalen, is er geen vordering om het resterende loon aan [gedaagde] mee te verrekenen, zodat Chouchou hiertoe zal worden veroordeeld, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex 7:625 BW. Voorts zal Chouchou, zoals onweersproken gevorderd, worden veroordeeld tot het aan [gedaagde] verstrekken van de loonstrook over januari 2020 en de eindafrekening. De termijn daarvoor zal op 5 werkdagen worden bepaald.
Proceskosten
Chouchou zal in de conventie en in de reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten van de reconventie worden als hierna te melden begroot. De kosten van de reconventie worden – gelet op de verwevenheid met de conventie – op nihil gesteld.

6.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
- wijst de vordering van Chouchou af;
- veroordeelt Chouchou in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld € 436,00 voor het aan de gemachtigde van [gedaagde] toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

in reconventie:

- veroordeelt Chouchou, om binnen 5 (vijf) werdagen na betekening van dit vonnis, de loonstrook over januari 2020 en de eindafrekening af te verstrekken, en om aan [gedaagde] te betalen het overeengekomen loon van de maand januari 2020, naar rato van de dagen dat de arbeidsovereenkomst in januari 2020 heeft geduurd, te vermeerderen met de overeengekomen emolumenten, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- veroordeelt Chouchou in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eisende partij vastgesteld nihil;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2021.