4.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1: deelname aan een criminele organisatie
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht sprake als een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad bestaat, dat het plegen van misdrijven als oogmerk heeft. Dit samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels of doelstellingen, maar ook uit het bestaan van een zekere gelaagdheid en/of rolverdeling tussen de verschillende deelnemers. Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon en minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben.Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern.Ook is in dezen niet vereist dat alle personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie.Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel 'organisatie' en niet op 'deelneming', zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn.
Om van deelname aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene (ten minste) de wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Anderzijds moet de deelnemer wel een aandeel hebben in, dan wel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 20 augustus 2019 zijn, na aangifte van [benadeelde 5]dat hij werd afgedreigd via Snapchat nadat hij een naaktfoto naar een account met een vrouwennaam had gestuurd, de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden.
Hierop is het onderzoek Padhuis gestart. Er zijn 18 personen als verdachte aangemerkt, onder wie de [verdachte] . De mobiele telefoons van de verdachten zijn uitgelezen. Daaruit is gebleken dat er onderlinge chatgesprekken hebben plaatsgevonden tussen 26 januari 2019 en 22 november 2019 waarin veelvuldig werd gesproken over afdreigingen/oplichtingen. Ook zijn (screenshots van) chats met slachtoffers teruggevonden in de in beslag genomen telefoons en is de informatie op de bankrekeningnummers van verdachten geanalyseerd.
Er zijn negenendertig slachtoffers geïdentificeerd. Negenentwintig van hen hebben aangifte gedaan.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat steeds op min of meer dezelfde manier te werk werd gegaan. Een mogelijk slachtoffer (door de verdachten ook wel aangeduid als ‘clannies’) werd op internet of via sociale media met gebruikmaking van nepaccounts tegen betaling een afspraak of (naakt)foto’s aangeboden. Uit verklaringen van meerdere verdachten is duidelijk geworden dat dit bekend stond als ‘schetsen’. Na betaling bleef de afspraak of het beeldmateriaal uit. Het slachtoffer werd na betaling onder druk gezet om meer te betalen onder dreiging van openbaarmaking van de contacten tussen het slachtoffer en het betreffende account. Ook werd slachtoffers gevraagd een naaktfoto van zichzelf te sturen. Wanneer slachtoffers aan dat verzoek voldeden, werd vervolgens gedreigd de foto te verspreiden onder familie en vrienden, tenzij er zou worden betaald. (Soms bleef het overigens niet bij dreiging). Om de bedreigingen kracht bij te zetten, werden slachtoffers vaak benaderd op verschillende van hun sociale media. De slachtoffers ontvingen, om de gevraagde betalingen te kunnen verrichten, vaak opeenvolgende betaalverzoeken, al dan niet via ‘Tikkie’, vanaf rekeningen van een of meer personen. Het geld dat met deze praktijken werd verkregen, werd over verschillende rekeningen verspreid en vervolgens contant opgenomen of doorgeboekt.
Over bovenstaande feiten en omstandigheden is door de verdediging geen verweer gevoerd.
De rechtbank stelt vast dat de handelingen die gepaard gingen met de hierboven beschreven werkwijze een behoorlijke mate van samenwerking en coördinatie vereisten, te weten het maken en promoten van nepaccounts, het contact leggen met en informatie verzamelen over potentiële slachtoffers, het sturen en ontvangen van foto’s, het sturen van betaalverzoeken vanaf verschillende bankrekeningen waarbij vaak gebruik werd gemaakt van dezelfde codes/afkortingen, en het opnemen van (grote) contante bedragen na al dan niet losse overboekingen. Uit de werkwijze blijkt ook van een zekere rolverdeling binnen de organisatie als afdreiger/oplichter en geldezel/bank, welke rollen de diverse leden afwisselend vervulden. Samen met de onderlinge verbanden tussen de incidenten en de verdachten, duidt dit alles naar het oordeel van de rechtbank op een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie legde een duidelijke stelselmatigheid aan de dag gelet op de organisatiegraad van het handelen en het grote aantal slachtoffers.
Tussenconclusie criminele organisatie
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat er sprake is geweest van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van afdreiging, oplichting en gewoontewitwassen.
Niet gebleken is van een oogmerk tot het wederrechtelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens als bedoeld in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht. Immers, niet is gebleken dat de door de verdachten gebruikte persoonsgegevens van bestaande personen zijn. Evenmin valt uit de bewijsmiddelen af te leiden dat de verdachte in België aan deze organisatie heeft deelgenomen.
De in de tenlastelegging genoemde personen maken naar het oordeel van de rechtbank alle deel uit van deze criminele organisatie. Zij zijn daaraan ook schuldig bevonden in de vonnissen van deze rechtbank van gelijke datum als het onderhavige vonnis. Uitzondering daarop vormt [veroordeelde] , die daarvoor is veroordeeld bij vonnis van 6 januari 2021 (ECLI:NL:RBDH:2021:28), welk vonnis inmiddels onherroepelijk is geworden. Betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft zich ter zitting, bij de politie en bij de rechter-commissaris veelal op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft verklaard dat hij zijn bankrekening beschikbaar heeft gesteld aan iemand anders en dat hij zijn pinpas heeft laten gebruiken door mensen.Hij heeft verklaard een aandeel te hebben gehad, maar geen groot aandeel. Daarnaast heeft de verdachte bevestigd de gebruiker te zijn van het [telefoonnummer] .
In het onderzoek Padhuis is één bankrekening naar voren gekomen op naam van de verdachte, te weten [rekeningnummer 1]
Uit de financiële historische verkeersgegevens(opgevraagd in de periode van 1 januari 2019 en 9 september 2019) van deze bankrekening blijkt dat op 14 en 15 maart 2019 via ‘Tikkie’ vijftien keer een bedrag is overgeboekt vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [benadeelde 6] . De bedragen die werden overgemaakt variëren tussen 10 en 100 euro. In totaal is 600 euro overgemaakt. Bij de overboekingen is gebruik gemaakt van de omschrijving 'Xx' en 'Xxx'. [benadeelde 6] komt uit de telefoon van [medeverdachte 1] naar voren als slachtoffer.
Vervolgens is gekeken naar andere bedragen overgemaakt via ‘Tikkie’ en met opvallende omschrijvingen. Het totaalbedrag dat er middels deze betaalverzoeken op de bankrekening van [verdachte] is binnen gekomen is 7022 euro. Deze overboekingen zijn gedaan in 282 verschillende transacties in de periode van 8 maart 2019 en 3 mei 2019. De hoogte van de bedragen die overgeschreven worden varieert tussen de 1 en 600 euro. De omschrijvingen die bij deze transacties veel terug komen zijn 'Xx', 'Xxx', 'Dvd', 'Card', 'Verwijderkosten', 'Stout' en 'Lunch'.
Onderzoek telefoongegevens van de verdachten
Op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn de volgende chats met de verdachte aangetroffen.
[verdachte] stuurt een screenshot van een ’tikkie’ betaling, voldaan door [naam 2] , van 40 euro met omschrijving Xx. Het bedrag wordt uitbetaald op [rekeningnummer 3] . Dit rekeningnummer staat op naam van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij niet wist dat het van [verdachte] was. [medeverdachte 2] heeft het 'opgespaced'.
[medeverdachte 2] stuurt meerdere ING betaalverzoeken naar [verdachte] . De bedragen zijn onbekend.
[medeverdachte 2] vraagt aan [verdachte] of hij ABN of ING heeft. [verdachte] zegt dat [naam 3] het gaat regelen via de betaallink. Net als vorige keer.
Op 11 juli 2019 vraagt [verdachte] of [medeverdachte 2] een betaallink kan sturen van 140 euro, want hij heeft op [naam 4] zijn bank geschetst. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij de betaallink direct naar [naam 4] heeft gestuurd.
Op 9 augustus 2019 stuurt [medeverdachte 2] meerdere screenshots van een [naam 5] account genaamd
[naam 6] . Ook stuurt hij een screenshot van gematchte profielen en dat het stemlimiet van de dag is bereikt.
Op 21 augustus 2019 meldt [verdachte] dat hij vanaf die dag op de bank van [medeverdachte 2] schetst.
Op de telefoon van de verdachte zijn verder opvallend veel screenshots aangetroffen waarop te zien is dat er middels tikkie of normale overboekingen geld is overgemaakt door wel heel veel verschillende personen.
Daarnaast zijn op de telefoon van de verdachte screenshots aangetroffen van diverse accounts waarbij gebruik gemaakt is van vrouwennamen. Onder andere: [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 1] ), [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] (snapchat), [naam 15] , [naam 16] , [naam 18] .
Tot slot zijn op de telefoon van de verdachte meerdere advertenties aangetroffen waarop geadverteerd werd met seksueel getinte diensten. Hierbij is vaak de term ‘premium’ te zien. Ook zijn veel foto’s aangetroffen van geslachtsdelen van vrouwen, dan wel naakte of schaars geklede vrouwen en foto’s van mannelijke geslachtsdelen.
Tot slot is gebleken dat het account [naam 1] gelinkt kan worden aan het IP-adres van de verdachte.De naam [naam 19] duikt meerdere keren op in aangiftes.
Tussenconclusie deelname verdachte
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat de verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, de verdachte
de gebruiker was van en de beschikking had over een op zijn naam staande bankrekening die gebruikt is voor overschrijvingen die hebben plaatsgevonden als gevolg van oplichtingen en afdreigingen. Door zijn rekening ter beschikking te stellen heeft de verdachte de voor de uitvoering van de beoogde misdrijven noodzakelijke rol van geldezel vervuld.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verdachte ook zelf afdreigingen/oplichtingen heeft gepleegd. De rechtbank ziet hiervoor bewijs in het ‘eigendom’ van de verdachte van account [naam 19] en de gesprekken met [medeverdachte 2] .
Deze omstandigheden, alle in onderlinge samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat de verdachte in zijn algemeenheid wetenschap had van het oogmerk van de criminele organisatie tot het plegen van misdrijven, en dat hij met zijn handelingen - anders dan door de raadsman is betoogd - een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de verwezenlijking van dat door de criminele organisatie voorgestane oogmerk tot het plegen van afdreiging, oplichting en (gewoonte)witwassen.
ConclusieDe rechtbank stelt vast dat aldus is voldaan aan de gestelde vereisten voor het bestaan van een criminele organisatie en de betrokkenheid van de verdachte bij deze criminele organisatie. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 1 (met uitzondering van de gedachtestreep: wederrechtelijk gebruik maken van identificerende persoonsgegevens) dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Dat de verdachte oprichter, leider en/of bestuurder is geweest van de criminele organisatie kan niet worden vastgesteld op grond van de inhoud van het dossier en van hetgeen ter zitting door de officier van justitie naar voren is gebracht. De verdachte zal van dit onderdeel dan ook worden vrijgesproken.
Feit 2:gewoontewitwassen
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal, met uitzondering van de plaatsbepaling ‘België’, zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard en verder zal alleen nog een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden worden gegeven.
- Het proces verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juli 2019, PL1500-2019171781-4, p. 4555-4560;
- Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, PL1500-2019233076,
Uit de voorhanden bewijsmiddelen kan niet het exacte bedrag, zoals in de tenlastelegging is genoemd, worden vastgesteld. Daarbij is van belang dat de verdachte heeft aangegeven dat een deel van de uitgaven geen samenhang heeft met de ten laste gelegde feiten, maar dat dat alledaagse uitgaven zijn geweest. De rechtbank vindt die verklaring - in aanmerking genomen dat er tussen een deel van de verdachten ook vriendschapsbanden bestonden en dat de verdachte ook enig regulier inkomen had - niet onaannemelijk
Feit 3
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij aangever [benadeelde 1] zou hebben afgedreigd voor €50,00 en/of €500,00.
De rechtbank stelt vast dat aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij €50,00 heeft overgemaakt als ‘garantie’ bij het maken van een afspraak met een meisje genaamd [naam 1] . De beschreven gebeurtenis kan volgens de rechtbank niet worden gekwalificeerd als hetgeen ten laste is gelegd, namelijk afdreiging. Niet is immers gebleken dat de aangever is bedreigd met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim. Dat de aangever zich onder druk gezet voelde om te betalen omdat hij bang was dat het meisje anders niet zou komen wordt door de aangever ook niet in verband gebracht met een dergelijke bedreiging door de verdachte en leidt daarmee niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van het bedrag van €500,00 (of een geldbedrag) is de rechtbank het volgende van oordeel. Aangever heeft een foto en filmpje met zijn geslachtsdeel gestuurd, hiervan zijn kopieën gemaakt. Vervolgens is tegen aangever gezegd dat hij €500,00 moest overmaken omdat de foto anders naar vrienden van de aangever zou worden gestuurd. De aangever heeft deze €500,00 echter niet over gemaakt. Er is dan ook geen sprake van een voltooide afdreiging, maar slechts van een poging afdreiging. Nu dit niet ten laste gelegd is dient de verdachte van de afdreiging te worden vrijgesproken.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 5
Aangever [benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft op 10 oktober 2019 €375,00 betaald voor een ‘seksafspraak’, maar deze afspraak heeft nooit plaatsgevonden. Op de bankrekening van [medeverdachte 3] is te zien dat aangever [benadeelde 3] €377,50 heeft overgemaakt op 11 oktober 2019. Aangever heeft verteld dat hij contact heeft gehad met iemand die de naam [naam 1] gebruikte.
Op de telefoon van de verdachte is een screenshot aangetroffen waarop een notificatie te zien is van een betaalverzoek via Tikkie dat betaald was door [benadeelde 3] .
Bovenstaande feiten acht de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat de verdachte zich in dit geval heeft voorgedaan als ‘ [naam 1] ’ en dat hij deze afspraak heeft gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Feit 6
De rechtbank ziet niet dat de verdachte, zoals de officier van justitie heeft betoogd, met het gebruik van de accountnaam [naam 1] wederrechtelijk de identificerende persoonsgegevens van [benadeelde 4] heeft gebruikt. De politie heeft in het landelijk systeem iemand met de naam [benadeelde 4] aangetroffen. De rechtbank ziet teveel verschillen tussen [naam 1] en [benadeelde 4] ziet daarnaast ook geen andere aanwijzingen dat de persoonsgegevens van [benadeelde 4] zijn gebruikt door de verdachte. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de voornoemde bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.