ECLI:NL:RBDHA:2021:8134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
20/4273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en de beoordeling van deskundigenadvies inzake drugsmisbruik

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021, zaaknummer 20/4273, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, op basis van een verslag van bevindingen dat een diagnose van drugsmisbruik in ruime zin stelde. Eiser voerde aan dat het verslag niet inzichtelijk en concludent was, en dat hij ten onrechte een medisch onderzoek was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het verslag niet voldoende onderbouwing bood voor de diagnose, en dat verweerder het verslag niet ten grondslag had mogen leggen aan zijn besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opstellen van deskundigenadviezen en de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van diagnoses.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4273

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.S. Jordan),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: J.J. Kwant).

Procesverloop

In het besluit van 23 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf 30 december 2019.
In het besluit van 11 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, door middel van een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 17 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. H. Devkinandan, een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1.1.
In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van een politieambtenaar van 11 juli 2019 is onder meer vermeld dat eiser tijdens het besturen van een auto een oranje ballon vasthield voor het gezicht, slingerend over de weg reed, diverse malen bijna de stoeprand raakte, andere personenauto’s rechts inhaalde, midden op een rijbaan stopte en een aantal keer hard remde en hard optrok.
1.2.
De korpschef van de politie (hierna: de korpschef) heeft, op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat eiser – kort gezegd – niet langer geschikt is voor het besturen van een motorrijtuig.
1.3.
Bij besluit van 22 augustus 2019 heeft verweerder naar aanleiding van de informatie van de korpschef een medisch onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd. Het onderzoek is uitgevoerd op 5 oktober 2019, door de arts B.R.A.M. Rosenmöller en de psychiater
I.S. Hernandez-Dwarkasing (hierna: de rapporteurs). De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in een verslag van bevindingen (hierna: het verslag). In het verslag is de diagnose drugsmisbruik in ruime zin gesteld.
De besluitvorming
2. Verweerder heeft het rijbewijs van eiser, onder verwijzing naar het verslag, bij het primaire besluit ongeldig verklaard vanaf 30 december 2019. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser volgens de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) niet geschikt is om te rijden, nu in het verslag de diagnose drugmisbruik in ruime zin is gesteld.
De regels
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Het standpunt van eiser
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig is verklaard. De rechtbank gaat hierna, onder het kopje ‘het oordeel van de rechtbank’, per punt in op wat eiser heeft aangevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Procesbelang5.1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, nu hij inmiddels weer een geldig rijbewijs heeft.
5.2.
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij veel (financiële) schade heeft geleden door de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Door het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs waren hij en zijn moeder namelijk genoodzaakt om hun groothandel te sluiten. Eiser sluit niet uit dat hij een verzoek tot schadevergoeding zal indienen.
5.3.
De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende aanleiding om in dit geval procesbelang aan te nemen.
Bevindingen van het proces-verbaal en het medisch onderzoek5.4. Eiser voert aan dat de informatie die de korpschef aan verweerder heeft verstrekt onjuist is en ten onrechte aan hem een medisch onderzoek is opgelegd. Eiser heeft namelijk geen lachgas gebruikt toen hij op 11 juli 2019 in de auto reed. Ten onrechte stelt verweerder dat de informatie uit het proces-verbaal niet meer kan worden betwist, omdat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2019. Hierbij moet worden betrokken dat eiser jong is, onvoldoende is ingelicht over de gevolgen van het besluit van
22 augustus 2019 en mogelijk om proces-technische redenen heeft afgezien van het aanwenden van rechtsmiddelen.
5.5.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het proces-verbaal van 11 juli 2019, waaruit blijkt dat eiser onder meer een ballon voor zijn gezicht hield, vormt de grondslag voor het besluit van 22 augustus 2019 tot oplegging van een medisch onderzoek naar de geschiktheid. Eiser had daarom eventuele bezwaren tegen bevindingen in dat proces-verbaal of tegen het opgelegde medisch onderzoek in een procedure tegen het besluit van
22 augustus 2019 naar voren moeten brengen. Dat eiser vanwege de gestelde omstandigheden geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2019, maakt niet dat eiser nu alsnog in deze procedure de inhoud van het proces-verbaal of de juistheid van het opleggen van het medisch onderzoek kan betwisten. De rechtbank verwijst hiervoor ook naar jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter. [1]
Het verslag van bevindingen5.6. Eiser voert aan dat verweerder het verslag niet ten grondslag heeft mogen leggen aan zijn besluit, nu het onderzoek als onvolledig, onzorgvuldig en mogelijk zelfs vooringenomen moet worden beschouwd. Ook is volgens eiser niet duidelijk hoe de rapporteurs naar aanleiding van hun bevindingen tot de diagnose zijn gekomen.
5.7.
De rechtbank stelt vast dat het verslag is aan te merken als een deskundigenadvies. Dit betekent dat verweerder daar in beginsel van mag uitgaan. Eiser heeft geen eigen deskundigenadvies overgelegd. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de door de rechtbank te verrichten toetsing in dat geval niet verder strekt dan dat zij naar aanleiding van de aangevoerde beroepsgronden beoordeelt of verweerder zich op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies, naar wijze van totstandkoming, zorgvuldig en, naar inhoud, inzichtelijk en concludent is. [2]
5.8.
De rapporteurs hebben de conclusie dat bij eiser sprake is van drugsmisbruik in ruime zin op de volgende bevindingen gebaseerd:
‘- Betrokkene is beginnend bestuurder en is aangehouden in het verkeer met gebruik van lachgas. Dit is een aanwijzing voor matig besef van de gevaren van gebruik van lachgas in het verkeer en misbruik van drugs.
- Lachgas effect is vaak kortdurend, maar heftig. Gebruik hiervan leidt tot gevaarlijk rijgedrag. Betrokkene gebruikte het middel in het verkeer.
- Het viel op dat betrokkene ontwijkend antwoord gaf op de vragen.
- Betrokkene had een normale urine-uitslag.
Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er onvoldoende aanwijzingen aanwezig zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding d.d. 1107-2019 sprake was van middelenmisbruik volgens DSM-IV-TR, maar dat wel op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in ruime zin gesteld kan worden.’
5.9.
De rechtbank is met eiser van oordeel dat in het verslag niet inzichtelijk is gemaakt dat de in het verslag opgenomen gegevens voldoende ondersteuning bieden voor de diagnose drugsmisbruik in ruime zin. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet uit het verslag blijkt hoe het ontwijkend antwoord geven op vragen zich verhoudt tot het enkele feit dat eiser eenmaal in het verkeer lachgas heeft gebruikt. Zo is niet in het verslag opgenomen op welke vragen eiser precies afwijkend heeft geantwoord en waarom en in welke mate dit heeft bijgedragen aan de gestelde diagnose drugsmisbruik in ruime zin. Ook overweegt de rechtbank dat niet uit het verslag blijkt in hoeverre de betwistingen van eiser ten aanzien van het proces-verbaal van bevindingen zijn meegenomen in het uiteindelijke verslag en welke rol deze betwistingen hebben gespeeld in de conclusie van de rapporteurs. De rechtbank acht dit van belang, nu in het proces-verbaal niet is gesteld dat eiser is gezien terwijl hij lachgas gebruikte, maar enkel dat hij is gezien met een ballon voor zijn gezicht. De rechtbank acht tot slot van belang dat uit het verslag blijkt dat eiser een normale urine-uitslag had en dat de rapporteurs hebben gesteld dat er op basis van de DSM-IV-TR criteria onvoldoende aanwijzingen aanwezig waren om te concluderen dat er ten tijde van de aanhouding sprake was van middelengebruik.
5.10.
Nu de rechtbank van oordeel is dat het verslag, waarin de diagnose drugsmisbruik in ruime zin is gesteld, naar inhoud niet inzichtelijk en concludent is, heeft verweerder dat verslag niet ten grondslag mogen leggen aan zijn besluit. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. Verweerder moet een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. Nu het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Ook wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten die eiser in verband met het instellen van beroep heeft gemaakt. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,– (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, waarde per punt € 748,–).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moet nemen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021
.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:678).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4091).