ECLI:NL:RBDHA:2021:8120
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen bestuurlijke boete en terugbetalingsverplichting inburgeringsplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een persoon die inburgeringsplichtig is, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiser had een bestuurlijke boete van € 150,00 opgelegd gekregen omdat hij niet tijdig had voldaan aan zijn inburgeringsplicht. Daarnaast was hem opgedragen een lening van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) terug te betalen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 9 juni 2021, die via videoverbinding plaatsvond, voerde eiser aan dat de rechtsmiddelenverwijzing in het primaire besluit gebrekkig was en niet voldeed aan de eisen van artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij en zijn derde niet goed begrepen hadden dat het primaire besluit de basis vormde voor het indienen van bezwaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rechtsmiddelenclausule in het besluit voldoende duidelijk was en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van zijn bezwaar.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek in de besluitvorming van de minister. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de minister geen proceskosten aan eiser hoefde te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in bestuursrechtelijke besluiten en de verantwoordelijkheid van de betrokkenen om tijdig te reageren op dergelijke besluiten.