ECLI:NL:RBDHA:2021:8117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag militair invaliditeitspensioen wegens gebrek aan bewijs voor PTSS

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen. Eiser, een voormalig dienstplichtig militair, stelde dat hij een posttraumatische stressstoornis (PTSS) had opgelopen tijdens zijn uitzending naar Libanon. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van een psychiatrische expertise die door psychiater dr. J. van der Meer was uitgevoerd. Van der Meer concludeerde dat eiser niet voldeed aan de criteria voor PTSS, ondanks dat eisers behandelaars tot een andere diagnose waren gekomen. De rechtbank oordeelde dat de deskundige zijn bevindingen deugdelijk en inzichtelijk had onderbouwd en dat de verschillen in diagnose niet voldoende waren om aan de conclusies van Van der Meer te twijfelen.

De rechtbank nam in overweging dat de behandelaars van eiser, hoewel zij hem langdurig hadden behandeld, niet de objectieve benadering hadden gehanteerd die Van der Meer in zijn expertise toepaste. De rechtbank vond dat de lengte van het onderzoek van Van der Meer niet bepalend was voor de zorgvuldigheid ervan en dat de rapportage voldoende was om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. Eiser had geen nieuwe argumenten aangedragen die de rechtbank tot een ander oordeel konden brengen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij de verzoeken om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Kuijer),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J.H. Souren).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om toekenning van een militair invaliditeitspensioen afgewezen.
Bij besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een skypeverbinding op 16 december 2020. Daaraan hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

1.1.
Eiser was van 14 oktober 1982 tot 23 december 1983 dienstplichtig militair. In de periode van 27 juli 1983 tot 20 oktober 1983 was eiser uitgezonden naar Libanon.
1.2.
Op 12 juni 2018 heeft eiser een militair invaliditeitspensioen aangevraagd vanwege een psychische aandoening. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft op 15 mei 2019 een verzekeringsgeneeskundig onderzoek door verzekeringsarts M. Levy plaatsgevonden. Op 24 september 2019 heeft Levy een rapport uitgebracht. Hierin is, mede op basis van het rapport van de psychiatrische expertise van psychiater dr. J. van der Meer, geconcludeerd dat bij eiser sprake is van een psychische aandoening die de zelfbeheersing beïnvloedt, een psychische aandoening van algemene aard, een aandoening van de wervelkolom, een aandoening van het hart- en vatensysteem en een huidaandoening. Voor deze aandoeningen is een oorzakelijk dienstverband niet aannemelijk; ook voor verergerend dienstverband zijn geen termen aanwezig.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar het rapport van 24 september 2019.
1.4.
In de bezwaarfase heeft eiser een reactie op de psychiatrische expertise overgelegd van zijn behandelaren J.H. van Renesse, psychiater en H. Bollen, GZ-psycholoog/ psychotraumatherapeut van 25 oktober 2019. (Bezwaar)verzekeringsarts A. Meij heeft Van der Meer verzocht om een commentaar te geven op de reactie. Van der Meer heeft bij brief van 7 januari 2020 gereageerd. Bij brief van 14 januari 2020 heeft Meij verweerder meegedeeld dat het bezwaarschrift geen aanleiding geeft het oorspronkelijk ingenomen standpunt te herzien. Op 24 februari 2020 heeft eiser nog een reactie op het advies van Meij en op de reactie van Van der Meer gegeven.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van een militair invaliditeitspensioen gehandhaafd.
2.1.
Eiser stelt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat bij eiser geen sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Eiser en zijn behandelaars verbazen zich er over dat hun diagnose zo maar ter zijde wordt geschoven. Zij wijzen erop dat Van der Meer gebruikelijke en meest betrouwbare onderzoeksmethode (CAPS-5 interview) heeft gehanteerd. Volgens de behandelaars ligt de reden waarom zij tot andere bevindingen zijn gekomen in het feit dat zij eiser al geruime tijd bijstaan en behandelen en hem en zijn problematiek goed kennen. In ieder geval beter dan Van der Meer en bepaald beter in staat de juiste diagnose te stellen. De suggestie als zouden zij slechts de subjectieve beleving van de klachten bij het door hen gestelde hebben betrokken is niet alleen pertinent onjuist maar ook bijzonder beledigend en pijnlijk voor de twee deskundigen.
Eiser stelt dat meer waarde moet worden gehecht aan het oordeel van de twee behandelaars dan aan de mening van een derde die hem eenmaal slechts kort heeft gesproken.
Verweerder heeft volgens eiser niet tot het oordeel kunnen komen dat hij geen recht heeft op een militair invaliditeitspensioen. Gelet op zijn werkzaamheden als militair in het buitenland voor volk en vaderland en de aldaar opgelopen psychische problemen en de verschrikkelijke ervaringen die hij daar heeft moeten meemaken had eiser op wat meer begrip en gevoel van het ABP gehoopt. De ontkenning van zijn leed en de ontkenning van de – door de psychiater en psycholoog gediagnosticeerde – PTSS doet het herstel van eiser en het leren omgaan met de gevolgen geen goed.
2.2.
In het verweerschrift van 6 april 2020 stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroepschrift geen andere gronden vermeldt dan die welke ook al in het kader van de heroverweging in bezwaar in beschouwing zijn genomen. Verweerder verwijst naar de motivering van het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
2.3.
Bij brief van 13 mei 2020 heeft eiser een e-mailbericht van de behandelend psychiater van 26 maart 2020 ingediend, waarin de psychiater herhaalt dat het hun verbaasd dat psychiater van der Meer aan de hand van een kortdurend contact de diagnose PTSS heeft verworpen zonder gebruik te maken van het standaard interview de CAPS-5 of eventueel de KIP. Verder wijst hij erop dat Nederlandse Vereniging voor psychiatrie stelt dat voor een psychiatrisch onderzoek (exclusief administratieve verwerking) twee volle uren noodzakelijk wordt geacht.
2.4.
Verweerder heeft daarop bij brief, abusievelijk gedateerd op 6 april 2020, een reactie gegeven.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Partijen worden verdeeld gehouden door het antwoord op de vragen of eiser op de peildatum – 19 juni 2018 - lijdt aan een PTSS en of die aandoening in causaal verband staat tot eisers uitzending tijdens de militaire dienst.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Van der Meer in zijn rapportage en zijn reactie op het bezwaar deugdelijk en inzichtelijk uiteengezet waarom hij – anders dan eisers behandelaars – geen PTSS heeft kunnen vaststellen. Eiser lijkt volgens Van der Meer in Libanon zeker wel blootgesteld te zijn aan omstandigheden die potentieel psychotraumatisch zijn geweest, maar eiser voldoet niet aan alle criteria om de diagnose PTSS te kunnen stellen. De door eiser ingebrachte stukken van de behandelaars geven geen reden voor twijfel aan de conclusies van Van der Meer. In de omstandigheid dat de verzekeringsarts en Van der Meer de diagnose van de behandelaars niet onderschrijven, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om een tweede deskundige te vragen een psychiatrische expertise te verrichten. De verzekeringsarts heeft in dit geval een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek noodzakelijk geacht omdat bij hem geen volledige duidelijkheid in de diagnoses en eventuele etiologische verbanden bestond en heeft vervolgens Psyon gevraagd om een psychiatrische expertise. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de in opdracht van verweerder uitgevoerde psychiatrische expertise niet zorgvuldig is geweest. De rapportage van Van der Meer is gemotiveerd, inzichtelijk en concludent. Alle door eiser ingebrachte medische informatie is bij het onderzoek betrokken en uit de rapportage blijkt dat Van der Meer op 2 augustus 2019 telefonisch overleg heeft gehad de psychiater van eiser. Ook heeft Van der Meer gesproken met de vader van eiser.
3.3.
Dat de behandelaars van eiser tot een andere diagnose zijn gekomen geeft de rechtbank geen aanleiding tot twijfel aan de diagnose van Van der Meer. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Van der Meer heeft aangeven dat het verschil in diagnoses mogelijk samenhangt met de context van zijn psychiatrische expertise, waarbij de nadruk ligt op het objectiveren van klachten, terwijl binnen een behandelsetting voor een belangrijk deel ook gevaren wordt op de subjectieve beleving van klachten; het primaire doel van behandeling bestaat immers uit verlichting van lijden zoals de patiënt dat beleeft.
3.4.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd, wat grotendeels een herhaling vormt van dat wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit onder verwijzing naar het rapport en de reacties van de verzekeringsarts, de reacties van de bezwaarverzekeringsarts en Van der Meer al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel nu eiser niet heeft aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit.
3.5.
De rechtbank overweegt verder dat zij in de lengte van het onderzoek geen grond ziet voor het oordeel dat het onderzoek van Van der Meer niet zorgvuldig is geweest. De lengte van het onderzoek is op zichzelf niet bepalend voor de zorgvuldigheid daarvan (zie de uitspraak van de Centrale raad van Beroep van 3 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1331). Overigens blijkt uit het expertiserapport van 23 augustus 2019 dat de gesprekken van Van der Meer met eiser, zoals verweerder ook in zijn verweerschrift heeft gesteld, in totaal ongeveer 3¼ uren heeft geduurd. Daarmee is dus voldaan aan de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Ook ziet de rechtbank geen reden
3.6.
De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder op goede gronden heeft geweigerd eiser een militair invaliditeitspensioen toe te kennen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.