In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de onrechtmatige vreemdelingenbewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit. Eiser was op 13 november 2020 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Na een beroep tegen het voortduren van de maatregel, heeft verweerder op 6 april 2021 de maatregel opgeheven, maar eiser handhaafde zijn verzoek om schadevergoeding voor de periode van onrechtmatige detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vanaf 7 december 2020 geen zicht op uitzetting naar Marokko was, aangezien de Marokkaanse autoriteiten geen laissez-passer hadden afgegeven. De rechtbank oordeelde dat de bewaring onrechtmatig was en dat eiser recht had op schadevergoeding voor de periode van 42 dagen dat hij onterecht in detentie was gehouden. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 4.200,-, gebaseerd op een richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.068,-, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.