ECLI:NL:RBDHA:2021:8059
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van mvv-eis en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd werd afgewezen. Eiseres, geboren in Burundi, had een aanvraag ingediend voor gezinshereniging, maar beschikte niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder ook aanvragen had gedaan die waren afgewezen, en dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Burundi of Angola uit te oefenen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres was uitgevallen. Eiseres had niet aangetoond dat het gezin zich niet in Angola kon vestigen, en de rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het EVRM. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.