ECLI:NL:RBDHA:2021:8050
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 een mondelinge uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 3 maart 2021, verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk. Tijdens de zitting op 8 juli 2021 in Breda is eiser niet verschenen, noch zijn gemachtigde. De gemachtigde had voorafgaand aan de zitting laten weten geen contact meer te hebben met de eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland, wat blijkt uit de mededeling van de gemachtigde en de informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Gezien het ontbreken van procesbelang heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juli 2021 door rechter M.J. Schouw, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.