ECLI:NL:RBDHA:2021:8041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
NL21.9033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van minderjarige Eritreeër en de verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese minderjarige, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelde dat hij minderjarig was en dat zijn asielaanvraag niet naar Italië kon worden overgedragen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet zonder meer van de meerderjarige leeftijd van eiser had kunnen uitgaan en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de gestelde minderjarigheid. De rechtbank benadrukte dat het in het belang van de minderjarige is om zorgvuldig te onderzoeken of hij daadwerkelijk minderjarig is. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiser vergoedde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9033

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.9034, op 25 juni 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij minderjarig is en de Eritrese nationaliteit heeft. Hij heeft op 31 januari 2021 asiel aangevraagd.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. [3] Italië heeft dit verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vast staat.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij minderjarig is en daarom niet aan Italië kan worden overgedragen. Dit blijkt uit kopieën van de UNHCR-registratie die hij heeft overgelegd, waarin staat dat hij in 2005 is geboren. Verweerder heeft hierover ten onrechte geen navraag gedaan bij de UNHCR. Ook heeft verweerder ten onrechte geen inlichtingen ingewonnen bij de Italiaanse autoriteiten over de geboortedatum die eiser daar heeft opgegeven. Verweerder handelt daarmee in strijd met de samenwerkingsverplichting, zoals neergelegd in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn. [4] Eiser voert verder aan dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Italië, en dat de positie van kwetsbare asielzoekers (zoals minderjarigen) zeer slecht is. Eiser verwijst daarvoor naar een recente update van het AIDA rapport inzake Italië [5] en naar een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 4 mei 2021 over ontwikkelingen op het gebied van Italiaanse migratiewetgeving. Terugzending naar Italië is, mede gelet op de leeftijd van eiser, niet evenredig.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het belang van de (gestelde) minderjarigheid voor het vaststellen van de verantwoordelijkheid
4. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zelfs als van de minderjarige leeftijd van eiser zou moeten worden uitgegaan, dit de overdracht van eiser aan Italië niet in de weg staat, nu - zo begrijpt de rechtbank - de Italiaanse asielprocedure, ook waar het betreft de opvang en verzorging van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, met voldoende waarborgen is omkleed.
5. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Op grond van artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening is bij het ontbreken van gezinsleden of (verzorgende) familieleden in één van de andere lidstaten, de lidstaat waarbij de niet-begeleide minderjarige zijn verzoek om internationale bescherming heeft ingediend de verantwoordelijke lidstaat, mits dit in het belang is van de minderjarige. Bovendien volgt uit het arrest van het Europees Hof van Justitie van 6 juni 2013 [6] inzake M.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen in beginsel niet worden overgedragen. Niet in geschil is dat eiser geen gezins- of familieleden heeft die zich in een andere lidstaat van de Europese Unie ophouden. Dit alles betekent dat wanneer eiser, zoals hij stelt, minderjarig is, Nederland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek.
Het onderzoek naar de gestelde minderjarigheid van eiser
6. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij minderjarig is. Eiser heeft in Nederland als meerderjarige, geboren op [geboortedatum], asiel aangevraagd. Hij is kort na binnenkomst in Nederland door de AVIM [7] gehoord. Uit het proces-verbaal van dat gehoor blijkt ook dat eiser toen als geboortedatum [geboortedatum] heeft opgegeven. Eiser heeft geen documenten overgelegd waardoor de gestelde minderjarigheid wordt aangetoond. Aan de UNHCR-registratie hecht verweerder geen betekenis. Dit zijn slecht leesbare kopieën van een document dat ook in originele vorm niet identificerend is. Tot slot wijst verweerder erop dat uit de rechtspraak [8] van de Afdeling [9] blijkt dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ervan uit mag gaan dat de leeftijdsregistratie van eiser in Italië juist is en op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
7. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat eiser zonder meer als meerderjarige moet worden aangemerkt, en overweegt daartoe als volgt. In de eerste plaats is van belang dat de gang van zaken rond de aanmelding van eiser en de geboortedatum die hij daarbij heeft opgegeven vragen oproept. Zo staat op pagina 2 van het proces-verbaal van gehoor van eiser door de AVIM op 31 januari 2021, de dag van zijn aanmelding, voor zover hier van belang, het volgende:
Controle persoonsgegevens vreemdeling
[…]
V:Wat is je geboortedatum?
A: [geboortedatum].
V: Dit is je echt geboorte?
A: Ja klopt.
V: Dus je geboorte datum is [geboortedatum] mag je hier je een handtekening zetten.
A: Ja dat doe ik.
V: Dan weet je nu ook dat je [leeftijd] jaar oud bent en zo ook door het asiel aanvraag gaat.
A: Kunt u terug rekenen?
V: Ja dat hebben wij gedaan.
A: Waarom is dat dan?
V: Want als jij van geboortejaar [geboortedatum] bent en het is nu 2021, dan ben je [leeftijd] oud.
A: Oke.
O: Betrokkene houdt zich van de domme en weet op veel vragen geen antwoorden.
Op pagina 4 van het proces-verbaal staat voorts, voor zover hier van belang:
V: Uit onderzoek blijkt dat uw vingerafdrukken ook in Italie geregistreerd staan. Welke
persoonsgegevens heeft u daar opgegeven?
A: Ja.
V: Welke geboortdatum heb je daar opgegeven?
A: Bedoelt u leeftijd?
V: Nee je geboortejaar?
A: Ik heb daar gezegt dat ik [leeftijd] ben, en toen hebben zei zelf een geboortedatum
opgeschreven.
V: Waarom heb je hun niet de waarheid verteld.
A: Ja mijn moeder vertelde mij dat ik [leeftijd] oud was, dus dat heb ik hun toen verteld.
V: Maar je word elk jaar ouder he en we leven nu in het jaar 2021.
A: Ja je word elk jaar ouder.
V: Dus toen je uit Eritrea vertrok was je [leeftijd] en 3 a 4 jaar later ben je bijna [leeftijd] want je word in [maand'] [leeftijd] zoals je zelf opgaf.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat eiser en de medewerkers van de AVIM tijdens het gehoor op verschillende momenten met elkaar hebben gesproken over de geboortedatum van eiser en de leeftijd die eiser zou moeten hebben, waarbij het - de inhoud van het proces-verbaal volgend - kennelijk de medewerkers van de AVIM zijn die door terug te rekenen steeds weer tot de conclusie kwamen dat eiser de leeftijd van [leeftijd] moet hebben en dus meerderjarig is. Waarom dit punt zo uitdrukkelijk en herhaaldelijk aan de orde kwam, volgt niet uit het proces-verbaal. Wel staat op pagina’s 4 en 5 van het proces-verbaal, onder de plaats waar eisers handtekening had moeten staan (die ontbreekt), nog het volgende:
Op Zondag, 31-01-2021, hebben wij, verbalisanten [naam1] en [naam2], een gehoor
afgenomen van de vreemdeling [nummer] Deze betrokkene had zich ongedocumenteerd
in Ter Apel gemeld voor het doen van een aanvraag verblijfsvergunning asiel. Betrokkene
gaf op te zijn geboren op [geboortedatum], waarmee betrokkene stelde minderjarig te zijn. Na dit
gehoor hebben wij, verbalisanten, een leeftijdsschouw bij betrokkene gedaan. Gekeken naar
zijn lichamelijke kenmerken viel mij het volgende op:
Lichamelijke kernmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft wel duidelijk zichtbare adamsappel.
-Betrokkene heeft wel stoppels.
-Andere opvallende lichamelijke kenmerken.
Gedrag betrokkene:
Betrokkene is erg bijdehand en stelt vragen aan de verbalisanten terug (waarom wij de vragen hebben die wij stellen)
De Tolk moet meerdere keren de vragen beantwoorden.
Conclusie:
• op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordelen wij unaniem dat geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling evident meerderjarig is.
- Betrokkene heeft zelf verklaard dat betrokkene geboren is op [geboortedatum], waarop betrokkene nu de leeftijd van [leeftijd] bereikt heeft.
Op basis van deze passages stelt de rechtbank vast dat het proces-verbaal, op zijn minst, tegenstrijdige informatie bevat over de geboortedatum die eiser bij zijn aanmelding heeft opgegeven. Waar eiser, volgens dit proces-verbaal, tijdens het gehoor bij de AVIM verklaarde dat hij op [geboortedatum] is geboren, staat daarin ook dat eiser voordien al, bij zijn aanmelding in Ter Apel, de geboortedatum [geboortedatum] heeft opgegeven, waarmee hij minderjarig zou zijn. Een verklaring voor deze tegenstrijdigheid biedt het dossier niet. Vooralsnog kan de rechtbank zich op basis van de inhoud van het proces-verbaal niet aan de indruk onttrekken dat de medewerkers van de AVIM, mede gelet op hun observaties ten aanzien van eisers lichamelijke kenmerken en zijn tegendraadse gedrag tijdens het gehoor, twijfels hadden over de geboortedatum die hij bij aanmelding had opgegeven, waarna zij deze datum tijdens het gehoor in onderzoek hebben genomen. Op de vraag hoe vervolgens de datum [geboortedatum] als ‘definitieve’ geboortedatum van eiser is genoteerd, biedt het dossier geen antwoord. Ook ter zitting kon verweerder desgevraagd geen uitsluitsel bieden over wat precies de gang van zaken is geweest tijdens dit gehoor.
8. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder, gelet op eisers belang bij een zorgvuldige leeftijdsregistratie, niet op eisers asielaanvraag mogen beslissen zonder over de hiervoor genoemde gang van zaken bij aanmelding opheldering te verkrijgen. In het bijzonder heeft verweerder zich, gelet op de tegenstrijdige inhoud van het proces-verbaal van het gehoor door de AVIM, niet zonder nader onderzoek op het standpunt kunnen stellen dat eiser als meerderjarige wordt beschouwd omdat hij ook als meerderjarige asiel heeft aangevraagd. Verweerder had dergelijk onderzoek kunnen verrichten door navraag te doen bij de AVIM, al dan niet met het verzoek om over de gang van zaken tijdens het gehoor een aanvullend proces-verbaal op te stellen. Nu verweerder dat heeft nagelaten, kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat eiser bij aanvang van het Aanmeldgehoor Dublin [10] aan de gehoormedewerker meedeelde slechts één vraag te hebben, namelijk waarom ‘ze’ hem meerderjarig hebben verklaard. Dat gegeven, in samenhang met de zienswijze en de daarbij overgelegde kopie van de UNHCR-registratie, maakt eveneens dat verweerder eisers stelling dat hij minderjarig is niet op deze wijze naast zich neer heeft kunnen leggen.
9. In het verlengde van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder, door aldus te besluiten, in strijd heeft gehandeld met zijn eigen beleid. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat hoewel eiser niet als (gestelde) minderjarige vreemdeling werd aangemerkt, de medewerkers van de AVIM desondanks een leeftijdsschouw hebben uitgevoerd. Dat is opmerkelijk omdat uit verweerders beleid, zoals neergelegd in paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en Werkinstructie 2018/19 (de werkinstructie), volgt dat de leeftijdsschouw juist is voorbehouden aan iedere alleenstaande minderjarige vreemdeling (AMV) die zijn gestelde minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen. De leeftijdsschouw door de AVIM illustreert opnieuw dat eiser zich bij aanmelding als minderjarige had gepresenteerd.
10. Bovendien bestaat de leeftijdsschouw volgens paragraaf 2.1 van de werkinstructie altijd uit twee sessies, waarin medewerkers van de AVIM/KMAR [11] enerzijds en van de IND anderzijds, zich onafhankelijk van elkaar over de opgegeven leeftijd van de AMV uitlaten. Indien een sessie met twee medewerkers van de AVIM/KMAR heeft plaatsgevonden, wordt deze gevolgd door een sessie met één medewerker van de IND. Conclusies die naar aanleiding van beide sessies over de evidente minderjarigheid of meerderjarigheid van de vreemdeling worden genomen, komen terecht in het proces-verbaal van gehoor respectievelijk het rapport van het aanmeldgehoor.
11. De rechtbank stelt echter vast dat bij eiser, om redenen die niet uit het dossier blijken, een tweede schouwsessie door een medewerker van de IND achterwege is gebleven. Sterker, toen eiser, zoals onder 7 uiteen is gezet, tijdens het aanmeldgehoor vroeg waarom hij meerderjarig was verklaard, antwoordde de gehoormedewerker van de IND dat het daar vandaag niet over gaat. [12] De rechtbank overweegt in dit verband dat het vereiste van een dubbele en afzonderlijk te verrichten schouw is ingegeven door de wens om het onderzoek naar de gestelde leeftijd zo zorgvuldig mogelijk uit te voeren. Dit blijkt ook uit paragraaf 2.3.3. van de werkinstructie, waarin staat dat een verschil in conclusies tussen de twee afzonderlijk sessies altijd leidt tot twijfel over de opgegeven leeftijd en tot de noodzaak tot nader onderzoek. Verweerder heeft ter zitting echter niet inzichtelijk kunnen maken waarom het in het geval van eiser bij een enkele schouwsessie is gebleven en waarom hij desondanks, zonder nader onderzoek te verrichten, in het vervolg van de asielprocedure de meerderjarige leeftijd van eiser tot uitgangspunt heeft genomen. De rechtbank merkt deze handelwijze van verweerder aan als onbegrijpelijk en onzorgvuldig.
12. Resumerend stelt de rechtbank vast dat eiser zich weliswaar als (gestelde) minderjarige heeft aangemeld, maar door verweerder niet als zodanig is behandeld. Illustratief is in dat verband de overweging in het bestreden besluit dat het aan eiser is om zijn gestelde minderjarigheid met authentieke, identificerende documenten aan te tonen en dat, zolang eiser dat niet kan, van een meerderjarige leeftijd wordt uitgegaan. Die overweging staat haaks op het hiervoor aangehaalde beleid over ongedocumenteerde gestelde minderjarigen, waaruit immers volgt dat verweerder in dat geval overgaat tot leeftijdsbepaling. Op enig moment in de asielprocedure heeft verweerder er kennelijk voor gekozen dat dit beleid op eiser niet van toepassing is. Een rechtvaardiging voor die keuze biedt het dossier niet en kon ook ter zitting door verweerder niet worden gegeven, anders dan dat eiser zijn asielaanvraag met daarin een meerderjarige geboortedatum heeft ondertekend. Verweerder heeft echter nagelaten te onderzoeken onder welke omstandigheden die geboortedatum in het dossier is geformaliseerd, terwijl het dossier en in het bijzonder de gang van zaken bij de AVIM zoals die blijkt uit het proces-verbaal van gehoor daar bepaald wel aanleiding toe gaven. Dit alles maakt eens te meer dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
13. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen navraag gedaan bij de Italiaanse autoriteiten over de leeftijdsregistratie van eiser na binnenkomst in Italië. De rechtbank neemt hierbij allereerst in aanmerking dat eiser bij Italië is geclaimd op grond van een Eurodac-treffer, waaruit blijkt dat hij op [datum] via dat land de buitengrenzen van de Europese Unie heeft overschreden. Het resultaat van de bevraging van Eurodac bevat echter geen geboortedatum van eiser en vermeldt ook anderszins niet of de Italiaanse autoriteiten de opgegeven leeftijd van eiser hebben geregistreerd. Verweerder had daarover uitsluitsel kunnen verkrijgen door de relevante informatie over eiser bij de Italiaanse autoriteiten op te vragen. [13] Dat verweerder dat heeft nagelaten klemt te meer, nu volgens paragraaf 2.4 van de werkinstructie bij een Eurodac-treffer altijd, ongeacht het resultaat van de schouw, een onderzoek wordt opgestart in de andere lidstaat. Ook volgt de rechtbank verweerder niet in zijn stelling dat hij er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, van uit mocht gaan dat de leeftijdsregistratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Bij het ontbreken van nadere informatie daarover van de Italiaanse autoriteiten kan, zoals eiser terecht heeft opgemerkt, op voorhand niet worden uitgesloten dat de geboortedatum van [geboortedatum] die de Italiaanse autoriteiten in het claimakkoord aan eiser hebben toegekend, uitsluitend is ontleend aan de gegevens uit het overnameverzoek van Nederland. Dit zou een cirkelredenering opleveren die zich niet verdraagt met de voorgeschreven zorgvuldigheid en die ook geen recht doet aan het belang van de vreemdeling bij een volledig en juist onderzoek naar zijn gestelde minderjarigheid.
14. Het beroep van verweerder op de Afdelingsuitspraak van 5 augustus 2020 slaagt in dit verband niet omdat verweerder in de zaak die tot die uitspraak heeft geleid, de andere lidstaat wel om informatie over de leeftijd van de vreemdeling had verzocht, welke informatie ook was verkregen.
Conclusie
15. Verweerder heeft niet zonder meer van de meerderjarige leeftijd van eiser uit kunnen gaan. Verweerder heeft daarbij niet overeenkomstig zijn eigen beleid gehandeld. Ook had het op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek naar de gestelde leeftijd van eiser te verrichten en/of informatie over eiser in te winnen bij de AVIM en de Italiaanse autoriteiten.
16. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Wat eiser verder heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
4.Richtlijn 2011/95/EU.
5.AIDA update 2020, getiteld: ‘Overview of the main changes since the previous report update’, pagina’s 15-19.
6.Uitleg van artikel 6, tweede lid, van de Dublinverordening, ECLI:EU:C:2013:367.
7.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
8.Zie de uitspraak van 5 augustus 2020. ECLI:NL:RVS:2020:1888.
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Pagina 3 van het verslag Aanmeldgehoor Dublin.
11.Koninklijke Marechaussee.
12.Idem, pagina 4.
13.Artikel 34 van de Dublinverordening.