ECLI:NL:RBDHA:2021:7908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
NL21.6235 en NL21.6239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Armeense broers en zussen op grond van Armenië als veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juli 2021, zijn de aanvragen van twee Armeense broers en zussen voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat Armenië op de lijst van veilige landen van herkomst staat, wat een algemeen rechtsvermoeden met zich meebrengt dat vreemdelingen uit Armenië geen bescherming nodig hebben, tenzij zij onder bepaalde uitzonderingen vallen. De eisers, die stelden dat zij problemen ondervonden met de Armeense politie, konden niet overtuigend aantonen dat hun specifieke omstandigheden hen een uitzondering op deze regel verleenden.

De rechtbank heeft de verklaringen van de eisers over hun problemen met de politie als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser heeft verklaard dat hij in 2020 is gevlucht vanwege intimidatie en mishandeling door de politie, maar de rechtbank vond deze verklaringen niet consistent en onvoldoende onderbouwd. Ook de problemen die eiseres stelde te hebben ondervonden, werden niet geloofwaardig geacht, omdat deze in causaal verband stonden met de gestelde problemen van haar broer. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Armenië voor hen niet als veilig land kan worden aangemerkt.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral wanneer zij zich beroepen op uitzonderingen op de status van een veilig land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.6235 en NL21.6239

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [ nummer 1], en
[naam eiseres], eiseres,
V-nummer: [nummer 2],
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluiten van 22 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL21.6236 en NL21.6240, op 23 juni 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Makarian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen van Armeense nationaliteit te zijn. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1981 en eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum 2] 1980. Eisers stellen broer en zus van elkaar te zijn.
Op 9 april 2021 hebben zij aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 identiteit, nationaliteit en herkomst,
 algemene situatie in Nagorno Karabakh,
 problemen met Armeense politie als gevolg van uitingen over omstandigheden Shusha.
Bij eiseres is verweerder uitgegaan van de volgende relevante elementen:
 identiteit, nationaliteit en herkomst,
 algemene situatie in Nagorno Karabakh,
 problemen vanwege de problemen die broer heeft ondervonden.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [1] . Ten aanzien van eiser is het element ‘problemen met Armeense politie’ ongeloofwaardig geacht. Omdat de problemen van eiseres in causaal verband staan met de gestelde problemen van eiser, zijn de problemen die eiseres stelt te hebben ondervonden ook ongeloofwaardig geacht. Voorts is aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat Armenië een voor eisers veilig land is.
Beroepsgronden
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij in zijn zienswijze en bij het gehoor duidelijk uiteen heeft gezet dat hij zich bijzonder kritisch heeft uitgelaten over het feit dat zijn commandant in feite Sushi heeft overgedragen aan de vijand, dat hij daarvan aangifte heeft gedaan bij de politie, dat hij daarna is geïntimideerd en mishandeld, dat hij werd gevolgd en dat hij moest onderduiken. Hij stelt zich op het standpunt dat onder die omstandigheden niet van hem kan worden verwacht dat hij pogingen onderneemt om documenten te verkrijgen of dat hij wederom contact opneemt met de politie.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij duidelijk heeft aangegeven dat zij ondergedoken heeft gezeten en dat zij heeft geconstateerd dat zij en haar broer geschaduwd werden. Tevens heeft zij aangegeven dat zij een keer boodschappen heeft gedaan, en dat zij tezamen met haar broer een auto werd ingetrokken waarbij zij werd mishandeld. Volgens haar ging het hierbij om een bijzonder gerichte actie.
Eisers stellen dat het aanmerken van Armenië als veilig land van herkomst geen recht doet aan de huidige situatie in Armenië. Zij stellen zich op het standpunt dat verweerder dient uit te leggen welke bronnen ten grondslag hebben gelegen aan de aanwijzing van Armenië als veilig land van herkomst en hebben zich in dat verband beroepen op de uitspraak van de Afdeling [2] van 6 oktober 2020 [3] .
Veilig land van herkomst
3. De rechtbank stelt vast dat Armenië is vermeld op de lijst van veilige landen van herkomst, zoals neergelegd in Bijlage 13 van het Voorschrift Vreemdelingen. Dat wordt door eisers ook niet betwist.
In het bestreden besluit is verwezen naar de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 27 maart 2020 [4] , waarin is meegedeeld dat de staatssecretaris heeft besloten om Armenië toe te voegen aan de nationale lijst van veilige landen van herkomst. In de bij die brief gevoegde beoordeling is geconcludeerd dat Armenië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van LHBTI’s en personen van wie aannemelijk is dat ze in strafrechtelijke detentie zullen worden geplaatst. Uit de beoordeling blijkt op welke bronnen die conclusie is gebaseerd.
De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat verweerder in het bestreden besluit nader had moeten uitleggen welke bronnen aan de aanwijzing van Armenië als veilig land ten grondslag hebben gelegen. De rechtbank ziet in de beroepsgronden van eisers, noch anderszins, reden om de aanwijzing van Armenië als veilig land van herkomst onverbindend te achten. Escalerend geweld in de periode augustus tot en met oktober 2020 is voor de staatssecretaris geen aanleiding geweest om de status van Armenië als veilig land te wijzigen, zo blijkt uit de beantwoording van Kamervragen door de staatssecretaris op 18 november 2020 [5] . De staatssecretaris heeft daarbij aangegeven de situatie nauwlettend te zullen blijven volgen en dat zij tot beleidswijzigingen kan komen wanneer de situatie in de toekomst daartoe aanleiding geeft.
4. Op grond van de aanwijzing van Armenië als veilig land van herkomst bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Armenië, die niet onder de vermelde uitzonderingen vallen, geen bescherming nodig hebben. Uit paragraaf C2/7.2 van de Vc [6] volgt dat het op de weg van de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat Armenië in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2017 [7] .
5. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat zij onder de vermelde uitzonderingen vallen of dat Armenië voor hen anderszins niet als veilig land kan worden aangemerkt.
Problemen eiser met Armeense politie
6. Eiser heeft verklaard dat hij is opgeroepen om tijdens de ongeregeldheden in september 2020 te dienen aan het front. Eiser zou op [datum] 2020 zijn gevlucht vanuit de plek waar hij gestationeerd.
Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiser geen documenten heeft overgelegd over de periode van zijn militaire dienst. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte overwogen dat eiser in zijn zienswijze geen duidelijkheid heeft gegeven over het ontbreken van die documenten. Verweerder heeft overwogen dat, aangezien eiser volgens zijn eigen verklaring is gevlucht vanuit de plek waar hij was gestationeerd, van hem ook mag worden verwacht dat hij ter onderbouwing militaire documenten overlegt (of in ieder geval een begin van bewijs), en dat eiser bij zijn gehoor ook heeft verklaard dat die documenten er wel zijn geweest. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser in de periode tot zijn vertrek uit Armenië (28 maart 2021) wel het risico durfde nemen om boodschappen te doen, maar geen pogingen heeft ondernomen om documenten te verkrijgen om zijn asielrelaas te onderbouwen. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder kennis heeft genomen van de door eiser bij het gehoor afgelegde verklaringen over de aangifte die hij heeft gedaan bij de Armeense politie over de situatie in Susha en de daarop gevolgde intimidatie en mishandelingen. Verweerder heeft eiser kunnen tegenwerpen dat de afgelegde verklaringen daarover vaag en summier zijn. Zo heeft verweerder – bijvoorbeeld – het bevreemdingwekkend gevonden dat eiser na zijn verklaring op het politiebureau intimidaties en mishandelingen heeft ondergaan, maar dat hij vervolgens het politiebureau wel heeft mogen verlaten. Eiser heeft volgens verweerder niet inzichtelijk gemaakt wat daaraan ten grondslag heeft gelegen. Daarbij heeft eiser volgens verweerder nagelaten inzicht te geven waarom van hem werd geëist dat hij zijn verklaringen zou intrekken. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat, nu dit de kern van het asielrelaas betreft, van eiser wordt verwacht dat hij hierover heldere en consistente verklaringen geeft.
Verweerder heeft aldus het relevante element van eiser inzake zijn gestelde problemen met de Armeense politie niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Problemen eiseres vanwege problemen eiser
7. Verweerder heeft de problemen die eiseres in Armenië persoonlijk stelt te hebben ondervonden vanwege het causale verband met de gestelde problemen van eiser met de Armeense politie, niet aangenomen. Verweerder heeft kennis genomen van de verklaring van eiseres dat zij zelf betrokken is geweest bij een incident waarbij zij blauwe plekken heeft opgelopen. Omdat de problemen van eiser met de Armeense politie ongeloofwaardig zijn geacht, zijn ook de door eiseres gestelde problemen ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiseres geen andere informatie heeft aangedragen dan haar broer.
Verweerder heeft reeds vanwege het voorgaande de door eiseres gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Daaraan heeft verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte nog toegevoegd dat het door eiseres gestelde ook op zichzelf staand geen aanleiding vormt voor de conclusie dat er sprake is van vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft daartoe overwogen dat, aangezien Armenië als veilig land van herkomst is aangemerkt, eiseres zich zonder problemen daar kan vestigen. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat eiseres geruime tijd zonder problemen in Jerevan heeft kunnen verblijven, later daarnaartoe is teruggekeerd en vervolgens daar nog ruim vijf maanden heeft verbleven.
Conclusie
8. De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het conclusie dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Armenië voor hen in hun specifieke omstandigheden niet als veilig land kan worden aangemerkt.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 19 637, nr. 2594
5.kenmerk 3056675
6.Vreemdelingencirculaire 2000