ECLI:NL:RBDHA:2021:7827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
NL21.8315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit bezittende man, zijn asielaanvraag had ingediend op 28 februari 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, gezien het feit dat de eiser eerder in Italië om asiel had gevraagd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser, samen met een andere zaak, op 1 juli 2021 behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de eiser stelt dat er in Italië sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, en dat hij als kwetsbaar moet worden aangemerkt. Hij heeft aangevoerd dat hij slachtoffer is van de maffia en dat hij geen sociaal netwerk in Italië heeft. De rechtbank oordeelt echter dat er op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat Dublin-terugkeerders in Italië toegang zullen krijgen tot adequate zorg en opvang. De rechtbank concludeert dat de stellingen van de eiser niet voldoende zijn onderbouwd en dat de staatssecretaris niet in strijd heeft gehandeld met zijn vergewisplicht.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8315

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.8316, op 1 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 28 februari 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling ervan [1] . Eiser heeft eerder in Italië om asiel gevraagd. Verweerder heeft de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. Nu op dat verzoek niet tijdig is gereageerd, is Italië op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag.
3.
Eiser is van mening dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat zich daar aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voordoen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser gewezen op de AIDA [3] rapportage Update 2019, en het artikel van Organized Crime and Corruption Reporting Project (OCCRP), ‘Italy: After Cosa Nostra, Nigerian Black Axe New Foe for Police’, van 17 mei 2018. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd omdat verwezen wordt naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Dit kan niet als motivering dienen, die dient te bestaan uit feitelijke overwegingen, aldus eiser. Eiser stelt verder dat er sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM [4] . Eiser is als kwetsbaar aan te merken omdat hij geen sociaal netwerk heeft in Italië en de opvang en mogelijkheden tot bescherming ondermaats zijn. Hij is slachtoffer van de maffia, die hem heeft ingezet als drugskoerier. Het is een illusie dat eiser hulp zou kunnen vragen bij de Italiaanse autoriteiten. Indien eiser zich zou melden bij de politie om een klacht in te dienen zal hij in bewaring worden gezet en vervolgens uitgezet. Verweerder heeft een vergewisplicht wat betreft de veiligheid van eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [5] blijkt dat ten aanzien van Italië tot op heden nog steeds onverkort kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat ook Dublin-terugkeerders in Italië toegang zullen krijgen tot adequate zorg en opvang. De algemene landeninformatie waarnaar eiser heeft verwezen is daarbij al meegenomen in de beoordeling van de Afdeling. Uit het AIDA-rapport blijkt weliswaar dat er tekortkomingen zijn, maar niet dat er sprake is van zodanige tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen dat moet worden geconcludeerd dat deze aan de overdracht van Dublin-terugkeerders in de weg staan. Uit het persoonlijk relaas van eiser (gehoor van 8 maart 2021, p. 4) leidt de rechtbank af dat hij twee jaar opvang heeft gehad totdat zijn aanvraag werd afgewezen. Indien eiser van mening is dat Italië zijn verdragsverplichtingen jegens hem niet naleeft, dient eiser hierover bij de autoriteiten in Italië te klagen.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder ter motivering van zijn besluit niet zou mogen verwijzen naar jurisprudentie. De desbetreffende rechtspraak van de Afdeling bevat immers de inhoudelijke argumentatie die mede ten grondslag ligt aan de motivering van het bestreden besluit.
6. Verder heeft eiser zijn stelling dat hij in Italië gedwongen werd tot drugshandel niet met op zijn persoon gerichte informatie onderbouwd. Het door hem aangehaalde artikel van de OCCRP stelt dat daar waar de invloed van de maffia teruggedrongen werd door overheid en politie, die ruimte is ingenomen door Nigeriaanse bendes. Niet gebleken is dat de Italiaanse autoriteiten hier niet tegen zouden optreden. Eiser heeft evenmin getuigenverklaringen overgelegd die aannemelijk maken dat hij zou zijn misbruikt in Italië of voor de maffia heeft moeten werken. Hoewel eiser stelt dat het zinloos zou zijn om te klagen bij de politie, is niet gebleken dat voor eiser die mogelijkheid niet bestaat. Dat eiser mogelijk in bewaring wordt genomen volgt uit het gegeven dat zijn aanvraag is afgewezen. Daartegen kan eiser een rechtsmiddel aanwenden.
7. Daarnaast mag verweerder op grond van het fictieve claimakkoord ervan uitgaan dat Italië eisers asielaanvraag zal behandelen volgens de geldende Europese richtlijnen, waarbij Dublin-terugkeerders op toereikende wijze worden opgevangen. Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder in het kader van zijn vergewisplicht nader onderzoek had moeten (laten) verrichten. De overdracht aan Italië levert niet op voorhand een schending op van artikel 3 van het EVRM.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Asylum Information Database, blz. 64 en 107
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
5.Zie uitspraken van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4131), 29 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1395),