ECLI:NL:RBDHA:2021:7713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
NL20.18396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Turkse vrouw met Alevitische en Koerdische achtergrond wegens onvoldoende onderbouwing van vervolgingsvrees

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Turkse vrouw van Alevitische en Koerdische afkomst, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd. Eiseres stelde dat zij en haar familie in Turkije te maken hadden met geweld en discriminatie vanwege hun politieke activiteiten en afkomst. Tijdens de zitting op 2 juli 2021 werd eiseres bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit en herkomst geloofwaardig waren, maar dat zij niet voldoende had aangetoond dat zij in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten stond. De rechtbank vond dat eiseres niet had kunnen onderbouwen dat haar afkomst en de politieke activiteiten van haar familie voldoende reden waren voor vervolging. Bovendien werd opgemerkt dat eiseres zelf niet politiek actief was en dat er geen bewijs was dat zij daadwerkelijk problemen had ondervonden van de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor internationale bescherming. De aanvraag werd afgewezen en het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18396

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 1]

mede namens haar minderjarige kinderen
[kind 1] ,V-nummer: [V-nummer 2]
en
[kind 2] ,V-nummer: [V-nummer 3],
(gemachtigde: mr. J.M. Langenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 21 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Sevridag. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1984 en van Turkse nationaliteit. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij komt uit een politiek actieve Alevitische en Koerdische familie. De vader en zus van eiseres waren betrokken bij partijen die zich inzetten voor Koerden. Eiseres en haar familie werden lastig gevallen door het Turkse leger en de politie. Eiseres voelde zich om die reden genoodzaakt om met een soennitische man te trouwen. Hij en zijn familie oefenden druk op eiseres uit om haar Alevitische achtergrond en identiteit te ontkennen en de soenitische regels en gebruiken aan te nemen. Dat gebeurde door middel van geweld en psychische mishandeling. Eiseres zag in Turkije geen mogelijkheid te scheiden en samen met haar twee minderjarige kinderen een zelfstandig bestaan op te bouwen. Eiseres vreesde voor een gewelddadige reactie van haar echtgenoot of zijn familie. De Turkse autoriteiten zouden haar geen bescherming willen bieden, aldus eiseres.
2. De verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst
worden door verweerder geloofwaardig geacht. Eiseres wordt echter niet gevolgd in haar verklaringen over de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten in verband met haar vader, haar zus en haar afkomst. Tot slot wordt eiseres niet gevolgd in haar verklaringen over de problemen met haar echtgenoot en zijn familie.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres is van mening dat verweerder haar problemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Het zijn van Koerd en het afkomstig zijn uit een politiek actieve Koerdische Alevitische familie is meer dan voldoende om in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten te staan, aldus eiseres. Eiseres wijst ter onderbouwing hiervan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 september 2019 [1] , de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 13 december 2019 [2] en op de nieuwsberichten over de zaak Rodja A. Eiseres heeft zich in Turkije alleen kunnen handhaven door haar huwelijk met haar moslim-echtgenoot. Eiseres heeft ten slotte gewezen op de passages over de positie van vrouwen in het Algemeen Ambtsbericht inzake Turkije van maart 2021.
4. Verweerder heeft gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheidsoordeel problemen autoriteiten en echtgenoot en zijn familie
5. In het bestreden besluit, waarin het voornemen is ingelast, heeft verweerder gereageerd op de stelling van eiseres dat zij problemen heeft ondervonden met de Turkse autoriteiten vanwege haar Alevitische afkomst en de politieke activiteiten van haar gezinsleden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres concreet dient te maken dat juist zij in de negatieve aandacht staat van de autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres hierin niet is geslaagd. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres zelf niet politiek actief is en uit haar verklaringen volgt dat zij in Turkije alleen verbaal lastig is gevallen en nooit is meegenomen door de politie en/of aangeklaagd door de autoriteiten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres haar stelling, dat de enkele omstandigheid dat zij afkomstig is uit een politiek actieve familie voldoende is om in de negatieve belangstelling te staan, niet nader heeft onderbouwd. De verwijzing naar de zaak van Rojda A. en de voornoemde uitspraak van de Afdeling van 26 september 2019 kan eiseres om diezelfde reden niet baten; in beide gevallen ging het immers om Koerden die zelf ook politiek actief waren of betrokken waren bij Koerdische organisaties. De rechtbank overweegt dat uit de door eiseres genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 13 december 2019 ook niet volgt dat de enkele omstandigheid dat eiseres afkomstig is uit een politiek actieve familie voldoende is om in de negatieve belangstelling te staan. In die uitspraak ging het er om dat verweerder in het geheel geen standpunt had ingenomen over de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde negatieve aandacht.
5.1.
Over de wijze waarop eiseres en haar zus werden bejegend toen zij een woning huurden nadat hun ouders naar Nederland vertrokken, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook hieruit niet blijkt dat zij in de negatieve aandacht stond van de autoriteiten. Tussen partijen is verder ook niet in geschil dat er geen problemen met de autoriteiten waren gedurende het huwelijk van eiseres. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit enkel kwam doordat zij met een moslim man was getrouwd. Tot slot heeft verweerder bij zijn oordeel niet ten onrechte betrokken dat eiseres op legale wijze Turkije heeft kunnen verlaten. Ook dat duidt er niet op dat eiseres in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat. De gestelde problemen met de Turkse autoriteiten zijn dan ook niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
6. De rechtbank overweegt verder dat verweerder niet ten onrechte de gestelde problemen vanwege de echtgenoot en diens familie niet geloofwaardig heeft bevonden. Verweerder heeft het daarbij allereerst bevreemdingwekkend mogen achten dat eiseres stelt dat zij voordat zij trouwde niets wist over de achtergrond van haar echtgenoot en diens familie. Eiseres heeft immers ook verklaard dat haar echtgenoot de zoon van de zus van haar moeder is, zodat enige bekendheid met deze achtergrond wel verwacht mag worden. Daarbij heeft verweerder het tegenstrijdig mogen achten dat eiseres eerst verklaarde dat haar ouders niets van die familieleden af wisten en daarna verklaarde dat zij misschien toch op de hoogte waren. Ook heeft verweerder het vreemd mogen achten dat de achtergrond van eiseres niet aan de orde is gekomen bij de gesprekken die eiseres en haar man hadden voorafgaand aan hun huwelijk. Verder heeft verweerder het niet ten onrechte ongerijmd mogen achten dat eiseres toestemming van haar echtgenoot heeft gekregen om met haar kinderen naar Nederland te reizen terwijl eiseres ook verklaard heeft dat zij normaal gesproken niet eens in haar eentje het huis mocht verlaten van haar echtgenoot. De verklaring van eiseres dat haar vader haar echtgenoot heeft overtuigd heeft verweerder onvoldoende mogen achten.
6.1.
Dat eiseres naar eigen zeggen onder behandeling staat van een psychiater vanwege de mishandeling door haar echtgenoot, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat eiseres geen medische stukken heeft overgelegd ter onderbouwing hiervan. Dat haar psychiater de door eiseres gestelde problemen vanwege haar echtgenoot niet in twijfel trekt, betekent bovendien niet dat verweerder deze problemen ook geloofwaardig moet vinden. Het is immers niet aan een psychiater om vraagtekens te zetten bij een relaas van een patiënt.
7. De rechtbank overweegt verder dat verweerder bij zijn geloofwaardigheidsoordeel heeft mogen betrekken dat eiseres niet meteen bij binnenkomst in Nederland een asielaanvraag gedaan heeft. Er is in het geval van eiseres niet gebleken van een feitelijke onmogelijkheid om zich direct na binnenkomst in Nederland te melden om asiel aan te vragen. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan de noodzaak tot internationale bescherming. Dat eiseres er, om haar moverende redenen, voor heeft gekozen zich niet direct te melden maakt dit niet anders.
Artikel 64
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van nadere psychiatrische informatie over eiseres en haar dochter. Hierbij geldt dat verweerder heeft toegelicht dat eiseres op elk moment een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenweg 2000 (Vw 2000) kan indienen, waarbij beoordeeld zal worden of de medische omstandigheden een reden zijn om een uitstel van vertrek te verlenen. Dit betekent dat eiseres bij het verkrijgen van nieuwe, objectieve medische informatie een nieuw verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 kan indienen.
Conclusie
9. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.
10. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. A. Badermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.