ECLI:NL:RBDHA:2021:7656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/09/611610 / HA ZA 21-434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke vordering tot betaling van thuiskopievergoeding en oplegging van dwangsommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting De Thuiskopie, eiseres, en Mobiphone, gedaagde, die niet is verschenen. De eiseres vorderde betaling van een thuiskopievergoeding en oplegging van dwangsommen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 19 april 2021, waarna gedaagde verstek heeft laten verlenen. De rechtbank heeft de feiten en het gevorderde beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de vorderingen grotendeels toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft bepaald dat gedaagde een bedrag van € 2.972,- moet betalen aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde verplicht om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een gespecificeerde opgave te doen van alle in de AMvB’s en SONT-besluiten aangewezen voorwerpen die hij heeft geïmporteerd en gefabriceerd. Voor elke dag dat deze opgave niet of niet volledig wordt nagekomen, verbeurt gedaagde een dwangsom van € 500,- met een maximum van € 25.000,-. Tevens is gedaagde verboden om voorwerpen te importeren of te verhandelen zonder de verschuldigde thuiskopievergoeding te hebben voldaan. De proceskosten zijn aan de zijde van eiseres begroot op € 1.341,89. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/611610 / HA ZA 21-434
Vonnis van 21 juli 2021
in de zaak van
STICHTING DE THUISKOPIE,
te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.S. van der Jagt te Diemen,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
MOBIPHONE,
te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 april 2021, met productie EP01 tot en met EP11;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de feiten en het gevorderde wordt verwezen naar het gestelde in de aangehechte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank in hoofdzaak niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal grotendeels worden toegewezen, zij het met inachtneming van het volgende.
2.3.
Oplegging van de door eiseres gevorderde dwangsommen, als stimulans tot nakoming van dit vonnis, is aangewezen. De op te leggen dwangsommen zullen (deels) worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Ten slotte worden de vorderingen waar nodig, ter voorkoming van executiegeschillen, met aangepaste formulering toegewezen.
2.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van eiseres als volgt begroot. Bij de vaststelling van het salaris van de advocaat wordt aansluiting gezocht bij het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven zoals dat geldt voor uitspraken op of na 1 februari 2021, waarbij wordt uitgegaan van tarief II voor vorderingen van onbepaalde waarde (1 punt x
tarief II = € 563,-). Dit wordt vermeerderd met het griffierecht van € 667,-, de explootkosten van € 85,81 en de verschotten van € 6,66 en € 19,42, in totaal derhalve € 1.341,89.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres een bedrag te betalen van € 2.972,- te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW [1] over de gefactureerde bedragen vanaf de data dat deze opeisbaar zijn geworden (zoals weergegeven in tabel 1 in nummer 24 van de dagvaarding) tot aan de dag van voldoening;
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres:
- volledig en gespecificeerd opgave te doen van alle in de AMvB’s van 23 oktober 2012 [2] , 15 oktober 2013 [3] en 28 oktober 2014 [4] en de SONT-besluiten van 30 augustus 2017 [5] en 16 oktober 2020 [6] aangewezen voorwerpen die gedaagde:
- in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met de datum van dit vonnis in Nederland
heeft geïmporteerd;
- in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 en vanaf 1 januari
2020 tot en met de datum van dit vonnis in Nederland heeft gefabriceerd;
- onder medezending van afschriften van bescheiden waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de thuiskopievergoeding, waaronder in ieder geval inkoopfacturen in geval van import en verkoopfacturen in geval van fabricage;
en bepaalt dat gedaagde aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat enig deel van deze opgaveverplichting niet of niet volledig is nagekomen, met een maximum van € 25.000,-;
3.3.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres:
- volledig en gespecificeerd opgave te doen van alle in de AMvB’s van 23 oktober 2012, 15 oktober 2013 en 28 oktober 2014 en de SONT-besluiten van 30 augustus 2017 en 16 oktober 2020 aangewezen voorwerpen die gedaagde:
- in de periode van 9 september 2019 tot en met de datum van dit vonnis in
Nederland heeft verhandeld (waaronder begrepen: verkocht, te koop aangeboden, ter verkoop in voorraad gehouden, geadverteerd of op enigerlei wijze direct of indirect bij een of meer van deze handelingen betrokken is geweest);
- onder medezending van afschriften van bescheiden waarvan kennisneming noodzakelijk is om vast te stellen of de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur van de desbetreffende voorwerpen is betaald, waaronder in ieder geval inkoopfacturen en verkoopfacturen;
en bepaalt dat gedaagde aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat enig deel van deze opgaveverplichting niet of niet volledig is nagekomen, met een maximum van € 25.000,-;
3.4.
verbiedt gedaagde om, voor eigen rekening of voor rekening van een ander, voorwerpen als bedoeld in artikel 16c lid 1 Aw [7] , waaronder in ieder geval de voorwerpen aangewezen in het SONT-besluit van 16 oktober 2020 in Nederland te importeren, te fabriceren (waaronder begrepen: assembleren en/of refurbishen) of te verhandelen (waaronder begrepen: verkopen, te koop aanbieden, ter verkoop in voorraad houden, adverteren of op enigerlei wijze direct of indirect bij een of meer van deze handelingen betrokken zijn), waarover niet onverwijld opgave is gedaan en/of niet de verschuldigde thuiskopievergoeding aan eisereis is voldaan;
en bepaalt dat gedaagde na betekening van dit vonnis aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 50,- per voorwerp dat in strijd met dit verbod wordt geïmporteerd of verhandeld, of
– naar keuze van eiseres – € 2.500,- voor elke dag dat in strijd met dit verbod wordt gehandeld, een en ander met een maximum van € 25.000,- en één en ander onverminderd de aanspraak van eiseres op de verschuldigde thuiskopievergoeding over de geïmporteerde en/of verhandelde voorwerpen;
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.341,89;
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 21 juli 2021.

Voetnoten

1.Burgerlijk Wetboek
2.Staatsblad 2012, 505
3.Staatsblad 2013, 400
4.Staatsblad 2014, 410
5.Staatscourant 2017, 60906
6.Staatscourant 2020, 49273
7.Auteurswet 1912