ECLI:NL:RBDHA:2021:7545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
C/09/609969 / FT RK 21/258 en C/09/609970 / FT RK 21/259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord in het kader van schuldsanering met betrekking tot verjaring en afdwingbaarheid van schulden

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling indiende, samen met een verzoek tot instemming met een door hem aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een totale schuld heeft van € 175.720,78 aan 24 schuldeisers, waarbij de vorderingen van de verweersters, Mondzorgpraktijk Leidschendam, LAVG en Autobedrijf Jan van der Linden, respectievelijk € 527,04, € 13,66 en € 5.026,24 bedragen. De verweersters hebben geweigerd in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, terwijl andere schuldeisers wel akkoord gingen. De rechtbank overweegt dat het iedere schuldeiser vrijstaat om volledige betaling van zijn vordering te verlangen, maar dat onder bijzondere omstandigheden een schuldeiser gedwongen kan worden om in te stemmen met een schuldregeling. De rechtbank concludeert dat de verweersters in redelijkheid niet hebben kunnen weigeren om in te stemmen met de aangeboden regeling, gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers bereid was om akkoord te gaan. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af, maar beveelt de verweersters in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de schuldenlast met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld en dat verjaring niet van rechtswege werkt, waardoor alle verbintenissen nog afdwingbaar zijn. De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging tussen verzoeker en de schuldeisers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/609969 / FT RK 21/258 en C/09/609970 / FT RK 21/259
vonnis van 15 juli 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[plaats 1] ,
verzoeker,
tegen
Mondzorgpraktijk Leidschendam,
gevestigd te Leidschendam,
ESSO Vissers Parklaan vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te Etten-Leur,
en
Autobedrijf Jan van der Linden Zoetermeer BV vertegenwoordigd door Nouta Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
gevestigd te Zoetermeer.
Verweersters zullen afzonderlijk van elkaar worden aangeduid als respectievelijk ‘Mondzorgpraktijk Leidschendam’, ‘LAVG’ en ‘Autobedrijf Jan van der Linden’.

1.De procedure

1.1
Op 2 april 2021 is door verzoeker tegelijk met het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw).
1.2
Ter terechtzitting van 1 april 2021 is verzoeker, vergezeld van [naam schuldhulpverlener] (schuldhulpverlener) en [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] (Stichting CAV), hierover gehoord.
1.3
Bij schrijven van 17 juni 2021 heeft LAVG namens Esso schriftelijk verweer gevoerd.
1.4
Mondzorgpraktijk Leidschendam en Autobedrijf Jan van der Linden zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter terechtzitting.
1.5
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Volgens de overgelegde schuldenlijst heeft verzoeker een totale schuld van € 175.720,78 aan 24 schuldeisers.
2.2
De vordering van Mondzorgpraktijk Leidschendam op verzoeker bedraagt € 527,04. Dit is 0,30% van de totale schuldenlast.
2.3
De vordering van LAVG op verzoeker bedraagt € 13,66. Dit is 0,08% van de totale schuldenlast.
2.4
De vordering van Autobedrijf Jan van der Linden op verzoeker bedraagt € 5.026,24. Dit is 2,86% van de totale schuldenlast.
2.5
Namens verzoeker is bij brief van 2 november 2020 een schuldregeling aangeboden, in de vorm van een prognoseakkoord. Dit voorstel houdt in dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 1,18% en 0,59%, te reserveren in een periode van 36 maanden, tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.6
De aangeboden schuldregeling is door verweersters geweigerd en door de andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
De verzoeker stelt dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die hij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
3.2
Verweerster heeft aan haar weigering, onder andere, het volgende ten grondslag gelegd.
‘….
Schuld niet te goeder trouw
De vordering van LAVG TankCollect is ontstaan doordat meester heeft getankt zonder te betalen.
….
LAVG TankCollect is van oordeel dat de schuld te kwader trouw is ontstaan. Er is althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze te goede trouw is ontstaan. Dit brengt in beginsel met zich mee dat verzoeker niet kan worden toegelaten tot de WSNP. Dit betekent dat de schuldeisers die wel hebben ingestemd niet worden benadeeld door de weigering van de niet-instemmende schuldeisers. Het argument dat aan een wettelijke schuldregeling aanmerkelijke kosten zijn verbonden kan namelijk niet slagen.
….
LAVG Tank Collect is van mening dat schuldeisers niet gedwongen kunnen worden tot een schuldregeling vanwege vorderingen die ‘niet te goeder trouw’ zijn ontstaan.
….
Oude schulden, mogelijk sprake van verjaring
….
Aangezien een groot deel van de schuldenlast al sinds 2008 is ontstaan zijn relatief veel schulden ouder dan vijf jaar en aldus aan verjaring onderhevig. Het is LAVG niet bekend of onderzocht is of de betreffende schuldeisers de verjaring van hun vordering hebben gestuit. Hierdoor is niet uit te sluiten dat een aantal van de schulden rechtens niet meer afdwingbaar zijn. De hoogte van de schuldenlast staat hierdoor niet vast, waardoor niet zondermeer kan worden uitgegaan dat de aangeboden schuldregeling het maximaal haalbare is.
….
Motivering ontbreekt
Verzoeker heeft niet gemotiveerd waarom zij niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren van instemming met de schuldregeling.
….
Aanbod niet het maximaal haalbare
Het door verzoeker gedane aanbod lijkt LAVG voorts bij lange na niet het maximaal haalbare.
Verzoeker is een 36 jarige man, die op dit moment geen inkomsten heeft uit arbeid.
In het verzoek wordt totaal geen toelichting gegeven waarom verzoeker (nog) niet werkt, c.q. niet volledig zou kunnen werken.
….
Toezicht door de rechter-commissaris
….
Het dwangakkoord is in strijd met de redelijkheid en billijkheid
….
Gelet op de aard van de vordering, in samenhang met de omstandigheden van het geval, kan niet in redelijkheid van LAVG TankCollect worden verlangd dat zij instemt met een voorstel waarbij voor een gedeelte van haar vordering finale kwijting wordt verleend.
….’
3.2
Mondzorgpraktijk Leidschendam en Autobedrijf Jan van der Linden hebben naar aanleiding van het verzoek hun standpunt niet aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze schuldregeling leidt er toe dat de schuldeisers afstand moeten doen van een deel van hun vordering. Een verzoek om weigerende schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, zal alleen dan worden toegewezen als deze schuldeisers in redelijkheid de schuldregeling niet hebben kunnen weigeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen enerzijds het belang van verweerster bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoeker of van de schuldeisers die met de schuldregeling hebben ingestemd. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
4.2
Er zijn nog drie schuldeisers die weigeren medewerking te verlenen aan de buitengerechtelijke schuldregeling, althans die niet hebben ingestemd met die regeling, en waarvan de vorderingen respectievelijk 0,30%, 0,08% en 2,86% van de totale schuldenlast van verzoeker vertegenwoordigen. Vastgesteld kan worden dat de meerderheid van de schuldeisers die tezamen een aandeel van ruim 96% in de totale schuldenlast hebben, bereid is verzoeker tegemoet te komen.
4.3
Het aangeboden akkoord betreft een zogeheten prognoseakkoord. Aanvaarding
van dit akkoord zal tot gevolg hebben dat de concurrente schuldeisers 0,59% en de preferente schuldeisers 1,18% van hun vordering tegemoet kunnen zien.
Voorstel maximaal haalbaar?
4.4
Verzoeker heeft ter zitting een uitgebreid motiveerde toelichting heeft gegeven op de aangeboden schuldregeling en het verloop van het minnelijke traject. Verzoeker heeft ter zitting stukken van de traumachirurg overgelegd waaruit, onder andere, volgt dat verzoeker in mei 2019 van een ladder is gevallen, waarbij hij een graad 2 open enkelluxatiefractuur heeft opgelopen. Het beloop was gecompliceerd met een diepe infectie. Dit heeft geresulteerd in een posttraumatische artrose, waarvoor verzoeker nog onder behandeling is. Daarnaast heeft verzoeker stukken van het UWV overgelegd waaruit volgt dat hij vanaf maart 2021 een voorschot krijgt op de Ziektewet-uitkering. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat verzoeker (binnen afzienbare termijn) in staat is een inkomen te verdienen door het verrichten van werk, waardoor een beter voorstel aan zijn schuldeisers kan worden gedaan. Het voorstel dat is gedaan is het maximaal haalbare.
4.5
De rechtbank overweegt verder dat het zich op basis van de overgelegde stukken laat aanzien dat een buitengerechtelijk akkoord voor de schuldeisers – vergeleken met de wettelijke schuldsaneringsregeling – tot een gunstiger resultaat zal leiden in verband met de kosten die samenhangen met de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verweer van LAVG dat verzoeker niet in aanmerking komt voor de WSNP in verband met het niet te goede trouw laten ontstaan van zijn schuld aan haar (client), gaat niet op. De betreffende vordering is langer dan vijf jaar geleden ontstaan en maakt zo’n klein deel uit van de totale schuldenlast dat zij het ontbreken van de goede trouw in dit geval niet aan toelating tot de wettelijke schuldsanering in de weg zou staan.
Verjaarde vorderingen?
4.6
LAVG heeft zich – onder verwijzing naar ECLI:NL:RBDHA:2021:3747 – op het standpunt gesteld dat de hoogte van de schuldenlast van verzoeker niet vast staat, waardoor er niet van uit kan worden gegaan dat de aangeboden schuldregeling het maximaal haalbare is en dat de schuldeisers in een minnelijk schuldregelingstraject een hogere uitkering tegemoet kunnen zien dan in de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat de hoogte van de schuldenlast niet vast staat, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat – blijkens de overgelegde schuldenlijst van verzoeker – sprake is van relatief veel oude schulden, waarvan niet is uit te sluiten dat deze door verjaring niet langer rechtens afdwingbaar zijn, aldus LAVG.
4.7
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Verzoeker heeft– desgevraagd – verklaard dat hij zich jegens geen van zijn schuldeisers op mogelijke verjaring heeft beroepen. Hij is daartoe naar het oordeel van de rechtbank ook niet gehouden, ook niet jegens andere schuldeisers. Nu verjaring bovendien niet van rechtswege werkt en de rechter het middel van verjaring (dan ook) niet ambtshalve mag toepassen (art. 3:322 BW) moet, wil verjaring rechtsgevolg hebben, hier door de debiteur (hier dus: verzoeker) een geslaagd beroep op worden gedaan. Eerst dan gaat de rechtsvordering teniet en resteert een natuurlijke verbintenis. Zolang dit beroep niet wordt gedaan, blijft de verbintenis een in rechte afdwingbare verbintenis.
4.8
Het voorgaande betekent dat alle verbintenissen in de door verzoeker opgegeven schuldenlast – ook vorderingen ten aanzien waarvan een geslaagd beroep op verjaring mogelijk zou zijn – rechtens nog steeds afdwingbaar zijn en de hoogte van de schuldenlast met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Aan het verweer dat dit door mogelijke verjaring niet zo zou zijn, gaat de rechtbank dan ook voorbij.
4.9
De rechtbank overweegt tot slot dat Mondzorgpraktijk Leidschendam en Autobedrijf Jan van der Linden, door niet ter zitting te verschijnen en ook niet anderszins verweer te voeren, geen argumenten hebben aangedragen voor hun weigering. Dit staat hen vrij maar brengt wel mee dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat in het kader van de hier uit te voeren belangenafweging aan de zijde van deze schuldeisers geen andere belangen zijn betrokken dan het belang dat zij, net als iedere schuldeiser, hebben bij volledige betaling van hun vordering.
4.1
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van verzoeker en het belang van de overige schuldeisers zwaarder dienen te wegen dan het belang van verweersters om hun vorderingen volledig voldaan te krijgen. Te meer nu aan dát belang sowieso niet zou worden voldaan, nu het subsidiaire verzoek om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, naar het oordeel van de rechtbank zonder meer voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank zal het (primaire) verzoek dan ook toewijzen.
4.11
De verzoeker heeft ook een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt toegewezen. De verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat verzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt verweerster in te stemmen met de onder 2.5 bedoelde schuldregeling;
5.2
wijst af het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2021 in tegenwoordigheid van B.A.H. van der Ven LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.