Uitspraak
1.[verweerder 1] te [woonplaats 2],
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.te Apeldoorn,
1.De procedure
- het op 18 december 2020 ter griffie van deze rechtbank ingediende verzoekschrift, met producties 1-11;
- het verweerschrift van [verweerder 1] en Achmea, met producties 1-5;
- het faxbericht van 25 februari 2021 van de zijde van [verzoeker] met als bijlage een kostenbegroting.
- [verzoeker] in persoon en zijn belangenbehartiger de heer [X], bijgestaan door mr. Bruin voornoemd;
- [verweerder 1] in persoon en zijn echtgenote, bijgestaan door mr. van Esser voornoemd;
- namens Achmea: mevrouw [Y] (schadebehandelaar), bijgestaan door mr. van Esser voornoemd.
2.De feiten
3.Het geschil
- primair: te verklaren voor recht dat [verweerder 1] en Achmea aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval en gehouden zijn de materiële en immateriële schade die hiervan het gevolg is aan [verzoeker] te vergoeden;
- subsidiair: het percentage van de aansprakelijkheid van [verweerder 1] en Achmea voor de gevolgen van het ongeval in goede justitie vast te stellen;
- Achmea te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil.
4.De beoordeling
Behandeling in deelgeschil
- te hard heeft gereden;
- zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag;
- niet in het bezit was van een geldig motorrijbewijs;
- mogelijk onder invloed was van verdovende middelen;
- geen beschermende kleding droeg.
- de ernst van de door [verweerder 1] gemaakte overtreding;
- de relatief lichte snelheidsovertreding van zijn kant;
- de ernst van het letsel dat hij heeft opgelopen en de gevolgen hiervan voor zijn verdere leven;
- de omstandigheid dat hij als ZZP’er niet is verzekerd voor de gevolgen van het niet kunnen werken.