ECLI:NL:RBDHA:2021:7334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1654 en SGR 20/1655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over privatiseringswachtgeld en herindiensttreding van voormalig medewerkers van Stichting Sportspectrum

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de afwijzing van aanvragen voor privatiseringswachtgeld en herindiensttreding van voormalig medewerkers van de Stichting Sportspectrum. De eisers, waaronder het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn en negen voormalig medewerkers, stelden dat zij recht hadden op privatiseringswachtgeld en dat hun verzoek tot wederindiensttreding niet terecht was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de bestuursrechter niet bevoegd was om te oordelen over de herindiensttreding, aangezien dit onder de civiele rechter valt. De rechtbank concludeerde dat de rechten van de werknemers bij overgang van onderneming zijn geregeld in het Burgerlijk Wetboek en dat de bestuursrechter niet kan ingrijpen in deze materie. Daarnaast werd vastgesteld dat de aanvragen voor privatiseringswachtgeld niet ontvankelijk waren, omdat de aanspraken reeds waren verlopen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de eisers ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de aanvragen niet voldeden aan de vereisten voor ontvankelijkheid en dat de betrokken medewerkers geen recht hadden op de gevraagde uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1654 en SGR 20/1655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen

1. [eiser 1][eiser 2], beiden te [woonplaats];
2. de Stichting Sportspectrum,thans geheten
Stichting Sportspectrum Next,te Alphen aan den Rijn;
3. Negen (voormalig) medewerkers [1] van de Stichting Sportspectrum
eisers
(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Nieuwenhuizen en mr. J. Heijboer).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eisers sub 1 om hen met ingang van 1 maart 2016 weer in dienst te nemen en hen een verlengd privatiseringswachtgeld toe te kennen afgewezen.
Bij besluit van eveneens 20 december 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiseres sub 2 tot toekenning van privatiseringswachtgeld aan negen van haar voormalig medewerkers niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 1 maart 2019 (het primaire besluit 3) heeft verweerder, onder intrekking van zijn eerdere besluit van 22 november 2016, de aanvragen van 9 september 2016 van negen voormalig medewerkers van eiseres sub 2 tot toekenning van privatiseringswachtgeld afgewezen.
Bij besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder de bezwaren van eisers sub 1
- tegen de afwijzing van het verzoek tot wederindiensttreding niet-ontvankelijk verklaard;
- tegen de afwijzing van verlengd privatiseringswachtgeld ongegrond verklaard.
Bij besluit van 27 januari 2020 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres sub 2 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 27 januari 2020 (bestreden besluit 3) heeft verweerder het bezwaar van eisers sub 3 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2021 via een Skypeverbinding. Daaraan namen deel eisers sub 1, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaken over?
1. Voor de achtergrond van deze zaken verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 september 2018. [2]
Deze zaken gaan over de vraag of verweerder eisers sub 1 en zeven andere voormalig werknemers, na hun ontslag per 1 maart 2016 bij de Stichting Sportspectrum privatiseringswachtgeld moet toekennen. Ook gaat het over de vraag of de bestuursrechter bevoegd is een oordeel te geven over de aanvraag van eisers sub 1 tot herindiensttreding bij verweerder wegens overgang van onderneming. Tot slot gaat het over de vraag of eiseres sub 2 terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar aanvraag om een privatiseringswachtgeld voor haar voormalig werknemers, omdat zij daarbij geen rechtstreeks belanghebbende is.
Wat zijn de regels?
2. De regels zijn opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. De rechtbank komt naar aanleiding van wat partijen hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
Aanvraag herindiensttreding
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het bezwaar van eisers sub 1 tegen de weigering hen opnieuw in dienst te nemen niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechten van de werknemer bij overgang van onderneming zijn geregeld in artikel 7:622 en verder van het Burgerlijk Wetboek. Niet de bestuursrechter maar de kantonrechter is bevoegd daarover te oordelen. Omdat de bestuursrechter niet bevoegd is wordt niet toegekomen aan de vraag of taken van de Stichting Sportspectrum, of delen daarvan, zijn overgegaan naar de gemeente. De stelling van eisers dat sprake is van reprivatisering doet aan de onbevoegdheid van de bestuursrechter niet af. Ook indien gesteld wordt dat de onderneming van een privaatrechtelijke rechtspersoon, die in het verleden is geprivatiseerd, weer is overgegaan naar een publiekrechtelijke rechtspersoon, is dit ter beoordeling van de civiele rechter.
3.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat door eisers sub 1 geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die wijzen op een stilzwijgende aanstelling bij de gemeente Alphen aan den Rijn. Verweerder heeft integendeel juist uitdrukkelijk meegedeeld dat hij niet een dienstverband met eisers sub 1 wenst aan te gaan.
Aanvraag van eisers sub 1 om een verlengd privatiseringswachtgeld
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat eisers terecht stellen dat de aanspraken van artikel 11 van het SP op grond van artikel 25, vierde lid, van het SP zich naar hun aard uitstrekken tot na de expiratiedatum van het SP.
Echter artikel 10:8, vierde lid, van de AVR ’95 was op na 1 januari 2001 ontslagen werknemers niet meer van toepassing, zodat eisers sub 1 reeds om die reden geen geslaagd beroep kunnen doen op toekenning van verlengd privatiseringswachtgeld op grond van artikel 10:8, vierde lid van de AVR ’95. Eisers sub 1 zijn immers per overgangsdatum 1 juli 2001 ontslagen.
Voorts gaan, gelet op hiervoor geciteerde tekst van Bijlage III bij het SP, de aanspraken op wachtgeld of een uitkering in op 1 juli 2001, de datum waarop de medewerkers zijn ontslagen bij de gemeente en zijn overgegaan naar de Stichting Sportspectrum. Dit betekent dat deze aanspraken reeds zijn verlopen, aangezien noch artikel 10:7 van de AVR’95, indien dit artikel van toepassing zou zijn geweest, noch de Werkloosheidwet aanspraken geven na een periode van bijna vijftien jaar.
3.4.
De rechtbank volgt niet het betoog van eisers dat de contractspartijen bij de opstelling van het SP enkel oog hebben gehad voor de AVR’95, zoals die op 23 februari 2000 luidde. Dit blijkt reeds uit artikel 4, eerste lid, van de Overgangsregeling Wachtgeld. Daarin is immers opgenomen dat voor de berekening van het wachtgeld of uitkering wordt uitgegaan van de regeling zoals die in de AVR ’95 is opgenomen op het moment van ontslag bij de werkgever. Dit is het moment van ontslag bij de Stichting Sportspectrum. Uit de tekst van het SP volgt dus dat reeds rekening is gehouden met de invoering van de toepasselijkheid van de Werkloosheidswet op ambtenaren per 1 januari 2001.
Het betoog van eisers dat artikel 29, eerste lid, van de AVR ‘95 op hen niet van toepassing zou zijn, volgt de rechtbank dan ook niet.
Het collegebesluit van 25 juli 2003, waarnaar eisers sub 1 hebben verwezen, heeft betrekking op ambtenaren met recht op een uitkering van vóór 1 januari 2001, voor wie het wachtgeld blijft bestaan. Eisers sub 1 vallen echter niet onder ambtenaren met een recht op uitkering van vóór 1 januari 2001.
3.5.
Het beroep tegen het bestreden besluit 1, voor zover dit betrekking heeft op de aanvraag om toekenning van privatiseringswachtgeld, is ongegrond.
Aanvraag van eiseres sub 2 met betrekking tot het verlengd privatiseringswachtgeld voor negen van haar werknemers
3.6.
Eiseres sub 2 heeft aangevoerd dat zij aan verweerder bij brief van 29 juni 2016 heeft verzocht aan te geven op welke wijze het college invulling gaat geven aan de verplichtingen van de gemeente Alphen aan den Rijn in het kader van de langjarige subsidierelatie vanaf 1 januari 1998, eiseres sub 2 in de gelegenheid te stellen toepassing te geven aan het SP.
De rechtbank acht het begrijpelijk dat verweerder deze aanvraag heeft opgevat als een aanvraag voor de negen voormalig medewerkers, genoemd in de brief van 29 juni 2016, om een wachtgelduitkering. Het is immers niet in te zien waarom eiseres sub 2 een wachtgelduitkering zou moeten betalen aan de betrokken negen medewerkers.
3.7.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat in artikel 11 van het SP rechten zijn toekend aan de werknemers die per 1 juli 2001 zijn overgaan naar eiseres sub 2. Voor zover eiseres sub 2 belang heeft bij de uitoefening van deze rechten, is dit niet een rechtstreeks belang maar een indirect belang. Op grond van artikel 8:1, in verbinding met artikel 7:1, eerste lid en artikel 1:2, tweede lid, van de Awb kan alleen een rechtstreeks belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit. Verweerder heeft daarom het bezwaar van eiseres sub 2 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.8.
Voor zover eiseres sub 2 met haar aanvraag heeft beoogd in het kader van de beëindiging van de subsidierelatie vergoeding van frictiekosten te vragen, had eiseres sub 2 dit kunnen doen in het kader van het instellen van rechtsmiddelen tegen het besluit tot beëindiging van de subsidie. Eiseres sub 2 stelt in haar beroepschrift terecht dat zij met betrekking tot die subsidierelatie is aan te merken als rechtstreeks belanghebbende. De onderhavige beroepen hebben echter geen betrekking op een subsidiebesluit.
Aanvraag van eisers sub 3 met betrekking tot een verlengd privatiseringswachtgeld
3.9.
Eisers sub 3 stellen dat, anders dan verweerder en de bezwarenadviescommissie hebben begrepen, de negen betrokken werknemers niet bij verweerder privatiseringswachtgeld hebben aangevraagd, maar hebben verzocht het daarheen te leiden dat het wachtgeld wordt toegekend. Hierbij hebben zij aangegeven dat het in de rede ligt dat verweerder het privatiseringswachtgeld toekent, omdat het een uitgesteld recht betreft. Eisers sub 3 stellen dat hun beroep reeds gegrond is omdat verweerder de juiste inhoud van hun aanvraag niet heeft onderkend.
De rechtbank is van oordeel dat deze aanvraag materieel neerkomt op een verzoek aan verweerder om aan de negen betrokken werknemers privatiseringswachtgeld toe te kennen. Eisers sub 3 stellen immers dat het in de rede ligt dat verweerder dat privatiseringswachtgeld toekent, terwijl eisers sub 3 daarbij niet hebben aangegeven op welke andere wijze verweerder, anders dan dit wachtgeld aan hen toe te kennen, het daarheen zou kunnen leiden dat aan hen wachtgeld wordt toegekend. Verweerder heeft dus terecht beoordeeld of aan de negen betrokken voormalig werknemer van eiseres sub 2 privatiseringswachtgeld toekomt.
3.10.
Gelet op wat hiervoor onder 3.3. en 3.4 is overwogen, heeft verweerder terecht geweigerd aan eisers sub 3 privatiseringswachtgeld toe te kennen dan wel het ertoe te leiden dat dit wachtgeld wordt toegekend.
3.11.
Verweerder heeft tot slot onweersproken gesteld dat de negen voormalig medewerkers van de Stichting Sportspectrum, behalve eisers sub 1, in het kader van overgang van onderneming van rechtswege in dienst zijn van de opvolgend werkgever, zodat voor hen geen recht op een werkloosheidsuitkering is ontstaan omdat geen sprake is van ontslag.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
2.1.
In artikel 10:8, vierde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Alphen aan den Rijn 1995 (AVR ‘95) staat:
“In aanvulling op de duur van het wachtgeld van de betrokkene die ten tijde van het ontslag een diensttijd, voor zover geldig voor pensioen, van ten minste tien jaar heeft volbracht, wordt indien de som van zijn leeftijd en diensttijd ten tijde van het ontslag 60 jaren of meer bedraagt, na afloop van de termijn waarover wachtgeld is toegekend, een bijzondere verlenging verleend. Deze bijzondere verlenging duurt tot de dag waarop hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.”
2.2.
In artikel 10:29, eerste lid, van de AVR ‘95 staat:
“Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de ambtenaar die is ontslagen met ingang van 1 januari 2001 of later”.
2.3.
In artikel 11 van het Sociaal Plan Sport en Recreatie Alpen aan den Rijn (SP) staat:
“Ten aanzien van de ontslaguitkering is in bijlage III een overgangsregeling getroffen. Hierop kan de medewerker die bij de werkgever wordt ontslagen een beroep doen.”
2.4.
In artikel 1 van de Overgangsregeling Wachtgeld (Bijlage III) staat:
“Begripsbepaling
(…)
b. Werkgever: de Stichting Sport Spectrum;
c. Overgangsdatum: de datum waarop de medewerker eervol wordt ontslagen bij de gemeente en tegelijkertijd in dienst treed bij de werkgever;
d. Belanghebbende: de ambtenaar in vaste dienst, die (…) zijn werkzaamheden verricht bij of ten behoeve van de taakgroep Sport en recreatie en die vanaf overgangsdatum werkzaam is bij werkgever.”
In artikel 3, eerste lid, van de Overgangsregeling Wachtgeld staat:
“Indien de belanghebbende bij de werkgever wordt ontslagen ten gevolge van opheffing van de betrekking bij de werkgever dan wel ten gevolge van overtolligheid van personeel door verandering of inkrimping van de organisatie van de werkgever, kan uit hoofde van dit ontslag onder de gestelde voorwaarden volgens de Wachtgeldregeling, dan wel Uitkeringsregeling in de AVR ’95 recht op een wachtgeld of uitkering bestaan, met dien verstande dat dit recht ingaat op de overgangsdatum.”
2.5.
In artikel 4 van de Overgangsregeling Wachtgeld staat:
“1. Voor de berekening van in artikel 3 bedoelde wachtgeld of uitkering wordt uitgegaan van de regeling zoals die in de AVR ’95 is opgenomen op het moment van ontslag bij de werkgever.
2. Het begrip diensttijd in de regeling in de AVR ’95 voornoemd heeft uitsluitend betrekking op de diensttijd voorafgaande aan de overgangsdatum.”
2.6.
In artikel 25 van het SP staat:
“ (…)
3. Dit sociaal plan geldt tot één jaar na overgangsdatum.
4. de expiratiedatum laat onverlet dat de artikelen van dit sociaal plan na deze datum in hun gevolgen kunnen doorwerken in de individuele arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de medewerker. De garanties die naar hun aard na de expiratiedatum blijven doorlopen, blijven evenzeer van toepassing.”

Voetnoten

1.Naast eisers sub 1: M.J. Akerboom-Maas, B.G. Koek-van Eijk, J.A. kroon, G.A.C. Oudshoorn-van Elk, E.M. van Riessen-Pleijt, P.L. Verdonk en J.C.M. van der Zon.