3.4[Werknemer] verzoekt bij beschikking:
ten aanzien van het ontbindingsverzoek:
I. het verzoek van [Werkgever] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, h-grond en i-grond af te wijzen;
II. het verzoek van [Werkgever] tot ontbinding op de g-grond toe te wijzen;
III. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, [Werkgever] te veroordelen tot betaling aan [Werknemer] van de transitievergoeding van € 2.387,25 bruto;
IV. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, [Werkgever] te veroordelen tot betaling aan [Werknemer] van een billijke vergoeding van € 52.842,24 bruto;
V. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor [Werknemer] geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
VI. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, [Werkgever] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen ter hoogte van:
- € 3.066,12 bruto over de periode van maart 2018 tot en met november 2019;
- € 169,38 bruto per maand voor elke maand vanaf december 2019 tot en met de laatste maand voorafgaand aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst.
Ten aanzien van de overige verzoeken van [Werkgever] verzoekt [Werknemer] de verzoeken af te wijzen.
In het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek:
Indien de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op verzoek van [Werkgever] wordt ontbonden, of indien [Werkgever] in kennis wordt gesteld van het voornemen tot ontbinding met toekenning van een billijke vergoeding en [Werkgever] het ontbindingsverzoek vervolgens intrekt:
VII. het verzoek van [Werkgever] tot ontbindingsverzoek op de g-grond toe te wijzen;
VIII. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, [Werkgever] te veroordelen tot betaling aan [Werknemer] van de transitievergoeding van € 2.387,25 bruto;
IX. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, [Werkgever] te veroordelen tot betaling aan [Werknemer] van een billijke vergoeding van € 52.842,24 bruto;
X. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, [Werkgever] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen ter hoogte van:
- € 3.066,12 bruto over de periode van maart 2018 tot en met november 2019;
- € 169,38 bruto per maand voor elke maand vanaf december 2019 tot en met de laatste maand voorafgaand aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst;
XI. [Werknemer] in de gelegenheid te stellen zijn verzoek in te trekken indien het ontbindingsverzoek wordt toegewezen zonder daarbij een transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen.
In alle gevallen:
XII. In het nevenverzoek van [Werknemer] tot betaling van loon inclusief wettelijke verhoging over de periode vanaf 22 januari 2021 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde komt, toe te wijzen;
XIII. [Werkgever] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag van algehele voldoening;
XIV. [Werkgever] te veroordelen in de kosten van deze procedure.