ECLI:NL:RBDHA:2021:7257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
C/09/594232 / HA ZA 20-556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit luchtbehandelingskast en verwachtingen uit overeenkomst

In deze zaak vordert Wima Airconditioning, vertegenwoordigd door [eiser], schadevergoeding van Gasco Nederland N.V. wegens non-conformiteit van een geleverde luchtbehandelingskast (LBK). Wima had de LBK besteld voor een laboratorium van International Flavors & Fragrances (IFF), waar specifieke klimaatcondities vereist waren. Na installatie bleek de LBK niet te voldoen aan de verwachtingen, wat leidde tot klachten van IFF en aansprakelijkstellingen richting Gasco. De rechtbank heeft de procedure en de feiten uiteengezet, inclusief de communicatie tussen de betrokken partijen en de rol van Daikin als leverancier van de LBK. De kern van het geschil draait om de vraag of Gasco tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door een LBK te leveren die niet voldeed aan de verwachtingen van Wima. De rechtbank concludeert dat Gasco de LBK heeft geleverd zoals besteld en dat er geen expliciete toezeggingen zijn gedaan over de geschiktheid van de LBK voor de specifieke eisen van IFF. De vorderingen van Wima worden afgewezen, en Wima wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/594232 / HA ZA 20-556
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
handelend onder de naam
Wima Airconditioning,
eiser,
advocaat: mr. A.A. Bart te Veenendaal,
tegen
GASCO NEDERLAND N.V.te Delft,
gedaagde,
advocaat: mr. J.M.W. Feijen te Hilversum.
Eiser zal hierna [eiser] en/of Wima genoemd worden. Gedaagde zal Gasco worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 mei 2020, met producties 1-12;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1-23;
  • het tussenvonnis van 17 maart 2021 waarin een mondeling behandeling is bevolen;
  • de rolbeslissing van 31 maart 2021 waarin is bepaald dat de mondeling behandeling via Skype voor Bedrijven zal plaatsvinden;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 mei 2021 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van mondelinge behandeling is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele onjuistheden per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. Wima heeft hiervan bij e-mail van 17 juni 2021 gebruik gemaakt. Deze e-mail maakt onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wima houdt zich bezig met de levering en installatie van airconditioning. Wima wordt gedreven door [eiser] .
2.2.
De heer [naam] is de broer van [eiser] . Hij is werkzaam bij Homij Technische Installaties B.V. (hierna: Homij). Homij heeft eind 2015 opdracht gekregen van International Flavors & Fragrances I.F.F. (Nederland) B.V. (hierna: IFF) voor het leveren en installeren van airconditioning in een laboratorium van IFF.
2.3.
Homij heeft Wima ingeschakeld als onderaannemer om deze opdracht uit te voeren. Wima heeft vervolgens voor de levering van de installaties, waaronder een luchtbehandelingskast, Gasco benaderd. Gasco is een groothandel in apparaten en onderdelen voor koeltechniek. Zij heeft geen luchtbehandelingskasten in haar assortiment. Vaste leverancier van Gasco is Daikin Airconditioning Netherlands B.V. (hierna: Daikin). Daikin produceert, importeert en exporteert apparatuur ten behoeve van klimaatbeheersing, waaronder ook luchtbehandelingskasten. Gasco heeft Daikin gevraagd om mee te denken over een oplossing voor IFF.
2.4.
Voor IFF was van belang dat in de ruimte waar de airconditioning zou worden geplaatst, de volgende condities moesten heersen, waarbij een constante temperatuur en een constante luchtvochtigheid van groot belang waren:
Strikt interne belasting: 750W
Uitgaan van 3 mensen en 3 werkplekken als interne warmtelast.
Ruimteconditie 21 graden met een maximale afwijking van +/- 0,5K.
Relatieve vochtigheid bij bovengenoemde temperatuur is 55% met max. afwijking van +/- 5%.
Ruimte conditie mag de 0,5K verschuiven binnen 30min waarbij er dus tussen een ruimteconditie van 20,5⁰C en 21,5⁰C geschoven wordt.
Ruimte RV mag 5% verschuiven binnen 30min, binnen de gestelde bandbreedte.
Luchthoeveelheid schakelt tussen de 2200 en 2500 m3/h, geschakeld door de zuurkaststand.
Bovenstaande uitgangspunten te behalen bij onderstaand buitenklimaat:
  • Zomer: 28⁰C / 80%
  • Winter: -10⁰C/ 1g/kg
2.5.
Er zijn in juli en augustus 2015 diverse besprekingen bij IFF op locatie geweest waarbij aanwezig waren: [naam 2] (hoofd technische dienst IFF), [naam 3] (maintenance supervisor IFF), [naam] (Homij), [eiser] (Wima), [naam 4] (werkzaam voor Gasco tot juni 2017) en de heren [naam 5] en [naam 6] (Daikin).
2.6.
Wima heeft op 8 oktober 2015 telefonisch een luchtbehandelingskast (hierna: LBK) bij Gasco besteld. Bij e-mail van diezelfde dag is deze bestelling door Gasco aan Wima bevestigd. Bij deze e-mail waren drie bijlagen gevoegd:
  • Een orderbevestiging, waaruit volgt dat Wima een Daikin LBK type 15.9s2004.F.0086-001/00
  • een technische tekening van de LBK type 15.9s2004.F.0086-001/00
  • een document met alle technische specificatie van de LBK type 15.9s2004.F.0086-001/00
2.7.
Gasco heeft op dezelfde dag (8 oktober 2015) de bestelling bij Daikin geplaatst.
2.8.
Op alle overeenkomsten met Gasco verklaart zij haar algemene voorwaarden, de Algemene verkoop- en betalingsvoorwaarden Gasco Nederland, van toepassing. In deze algemene voorwaarden is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
5.3
Onze aansprakelijkheid voor gebrekkige leveringen zal in ieder geval beperkt zijn tot de vervanging en/of bijkomende levering van de als gebrekkig erkende, respectievelijk te kort geleverde goederen.
6.3
Wij zullen in geen geval aansprakelijk kunnen worden gesteld voor enigerlei verlies, rechtstreekse of onrechtstreekse schade (met inbegrip van, maar niet beperkt tot bedrijfsschade) of nadeel dat de koper of derden zou kunnen leiden of oplopen aan of voor de geleverde goederen of in verband met of tengevolge van het gebruik daarvan door de koper, dienst aangestelden of derden.
2.9.
Begin 2016 is de LBK door Gasco geleverd en is deze bij IFF geïnstalleerd door Wima.
2.10.
Omdat IFF niet tevreden was over de prestaties van de installatie omdat de temperatuur te veel schommelde, heeft zij Homij bij brief van 14 december 2016 aangesproken. Hierop heeft Homij Wima bij brief van 22 december 2016 aangesproken. Op diezelfde datum heeft Wima Gasco aansprakelijk gesteld voor het niet naar behoren functioneren van de installatie.
2.11.
Op 3 mei 2017 heeft een overleg plaatsgevonden tussen Wima en Gasco.
Op 26 juli 2017 heeft Wima Gasco bij aangetekende brief het volgende bericht:
  • In overleg met Homij hebben wij een plan van aanpak opgesteld, waarin de herstelwerkzaamheden met betrekking tot de bovengenoemde gebreken zijn uitgewerkt. Wij hebben de definitieve versie daarvan op 8 mei 2017 om 14:49 uur per e-mail aan u verzonden.
  • Tijdens het overleg d.d. 3 mei 217 zijn wij overeengekomen dat wij een gedeelte van de werkzaamheden zelf wensen uit te voeren. te weten het aanleggen van een gedeelte van het leidingwerk. Het leveren van de naverwarmings- en koelbatterij alsmede De overige werkzaamheden, waaronder de regeltechniek, zullen wij voor uw rekening en risico uitvoeren.
[..]
Wij stellen Gasco aansprakelijk voor de kosten, die betrekking hebben op HOMIJ en WIMA, die HOMIJ en WIMA voor het herstel van de HVAC-installatie moeten maken.
2.12.
Uiteindelijk hebben Homij en Wima op eigen kosten de installatie bij IFF aangepast om te bewerkstelligen dat in het laboratorium alsnog de juiste klimaatcondities zouden heersen. Homij heeft de kosten die zij hiervoor heeft gemaakt becijferd op
€ 47.174,03 ex btw. Wima heeft haar kosten begroot op € 36.875,09 ex btw.
2.13.
In opdracht van Wima heeft de Installatie-Technische Advies Commissie (IAC) onderzoek gedaan naar de oorzaak van de temperatuurschommelingen bij IFF. Volgens het IAC worden de problemen veroorzaakt doordat de geleverde luchtbehandelingskast niet geschikt is voor de situatie waarin deze is toegepast. Met deze installatie konden de door IFF vereiste klimaatcondities niet worden behaald. Verder komt IAC tot de conclusie dat de herstelkosten die Homij en Wima hebben gemaakt marktconform zijn en onvermijdelijk waren. De kosten van dit onderzoek bedroegen € 1.430,00 ex btw.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • veroordeling van Gasco tot betaling van € 85.479,12 exclusief btw ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum waarop de schadebedragen zijn gevallen tot aan de dag van volledige betaling;
  • veroordeling van Gasco tot betaling van € 1.629,79 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • veroordeling van Gasco in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt hieraan – kort gezegd – ten grondslag dat Gasco jegens Wima toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de
tussen partijen gesloten overeenkomst, door een LBK te leveren die niet aan de
koopovereenkomst beantwoordt. De LBK beantwoordt niet aan de koopovereenkomst nu deze niet de eigenschappen bezit die Wima als koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (non-conformiteit). Kort samengevat voldoet de LBK niet aan de verwachtingen omdat deze niet kan bewerkstelligen dat in het laboratorium van IFF de juiste klimaatcondities – te weten een constante temperatuur en luchtvochtigheid – heersen
3.3.
Gasco heeft de vorderingen van Wima betwist en geconcludeerd tot afwijzing ervan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil is – kort samengevat – of de door Wima gekochte
en door Gasco geleverde LBK beantwoordt aan de koopovereenkomst.
4.2.
Ingevolge het bepaalde artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn, waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te twijfelen, en de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
4.3.
De vraag welke eigenschappen de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, moet worden beoordeeld aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval (vgl. HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3733). Voor het antwoord op deze vraag is niet alleen van belang van welke eigenschappen de verkoper is uitgegaan en hetgeen hij daarover aan de koper heeft meegedeeld, maar ook wat koper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst wist dan wel redelijkerwijs had kunnen weten (HR 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8295). Indien de koper twijfelt of had behoren te twijfelen omtrent de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap kan een onderzoeksplicht bestaan (conclusie AG mr. Rank-Berenschot voor HR 21 mei 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BL8295). Voor de aan verklaringen en gedragingen van partijen toe te kennen betekenis zijn ook de artikelen 3:33 en 3:35 BW van belang.
4.4.
Gasco voert als meest verstrekkende verweer aan dat zij de LBK heeft geleverd die Wima bij haar heeft besteld en dat zij bij het aangaan van de koopovereenkomst niet op de hoogte was van de bijzondere klimaatcondities die de te leveren LBK zou moeten bewerkstelligen, laat staan dat zij met Wima is overeengekomen om een LBK te leveren met deze specifieke eigenschappen. Ten tweede stelt zij dat de onjuiste selectie van de LBK niet aan haar kan worden toegerekend omdat de fabrikant van de LBK, Daikin, op eigen titel en niet namens Gasco heeft deelgenomen aan de besprekingen bij IFF op locatie. Tot slot heeft Gasco zich erop beroepen dat aansprakelijkheid voor (gevolg)schade op basis van haar algemene voorwaarden is uitgesloten.
Was Gasco op de hoogte van de door IFF gewenste klimaatcondities?
4.5.
De rechtbank zal eerst beoordelen of Gasco op de hoogte was van de door IFF gewenste klimaatcondities in het laboratorium. Hierbij stelt zij voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat er in de zomer van 2015 vijf besprekingen zijn geweest op locatie bij IFF, waarbij namens Gasco [naam 4] aanwezig was. [eiser] stelt dat het hoofd van de technische dienst van IFF tijdens deze besprekingen de vereiste klimaatcondities in het laboratorium op tafel heeft gelegd en dat deze condities de basis vormden voor de besprekingen ter plaatse. [eiser] heeft ter zitting toegelicht dat de bespreking waren geïnitieerd door Homij en Wima om de expertise van alle betrokken partijen samen te brengen waardoor zij een totaaloplossing konden bieden overeenkomstig de wensen van IFF. In het licht van deze uitgebreide toelichting, heeft Gasco de stelling dat dat de vereiste klimaatcondities tijdens de besprekingen door IFF aan de orde zijn gesteld en dus ook bekend waren bij Gasco onvoldoende gemotiveerd betwist en gaat de rechtbank uit van de juistheid daarvan.
Is levering van een LBK die kon zorgen voor de juiste klimaatcondities overeengekomen?
4.6.
[eiser] stelt dat hij op grond van de overeenkomst met Gasco mocht verwachten dat de te leveren LBK zou zorgen voor de juiste klimaatcondities in het laboratorium van IFF. Gasco betwist dat is overeengekomen dat zij een LBK zou leveren die zou zorgen voor de juiste condities in het laboratorium van IFF. Wima heeft een bepaald type LBK bij Gasco besteld en dat type LBK is ook door Gasco geleverd. Verdere toezeggingen zijn door Gasco niet gedaan.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat Gasco de door Wima bestelde LBK heeft geleverd en dat deze LBK op zichzelf genomen deugdelijk is. De LBK voldoet aan de specificaties zoals gevoegd bij de offerte en in die zin kleeft er geen gebrek aan de LBK. Er is in onderhavige kwestie dan ook geen sprake van een gebrekkig product, maar van een product dat een eigenschap mist waarvan Gasco volgens Wima zou hebben toegezegd dat deze aanwezig zou zijn.
4.8.
Beoordeeld dient te worden of tussen Wima en Gasco een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij Gasco zich er – expliciet of impliciet – toe heeft verplicht een LBK te leveren die kon zorgen voor de juiste klimaatcondities in het laboratorium overeenkomstig de wensen van IFF dan wel dat Wima op grond van de overeenkomst met Gasco een LBK met die mogelijkheden mocht verwachten.
4.9.
De rechtbank zal eerst bezien of partijen expliciet zijn overeengekomen dat de te leveren LBK kon zorgen voor de door IFF gewenste klimaatcondities. Daarvoor is vooral relevant wat partijen voor en ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hebben gezegd.
4.10.
In dit verband stelt de rechtbank vast dat [eiser] niet heeft gesteld dat Gasco expliciet (mondeling of schriftelijk) heeft toegezegd dat de LBK de gewenste klimaatcondities in het laboratorium van IFF kon bewerkstelligen. Ook anderszins is niet gebleken van een door of namens Gasco afgegeven garantie op dit punt. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat niet uitdrukkelijk is overeengekomen dat een LBK zou worden geleverd die kon zorgen voor de door IFF gewenste klimaatcondities.
4.11.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of levering van een LBK die kon zorgen voor de juiste klimaatcondities in het laboratorium van IFF impliciet is overeengekomen. Hiervoor is van belang wat partijen voor of bij het sluiten van de overeenkomst hebben gezegd en gedaan, en hoe de andere partij die verklaringen en gedragingen onder de omstandigheden op dat moment redelijkerwijs mocht begrijpen.
4.12.
Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort ook de context waarin partijen optraden. In dit verband is van belang dat Wima op zoek was naar een partij die haar onderdelen voor een klimaatsysteem kon leveren. Gasco leverde die onderdelen zelf niet, maar kende vanuit haar netwerk Daikin, een producent van deze onderdelen. Ook [eiser] heeft verklaard dat Daikin gespecialiseerd is in luchtbehandelingskasten en – anders dan Gasco – F-gassen gecertificeerd is. Bij Daikin was aldus de inhoudelijke expertise op het gebied van klimaatsystemen aanwezig. Uit het partijdebat is verder naar voren gekomen dat tijdens de besprekingen in de zomer van 2015 inhoudelijk vooral met de heren [naam 5] en [naam 6] van Daikin is gesproken over de mogelijkheden van een luchtbehandelingskast. Zij werden beschouwd als de specialisten op dit gebied. [eiser] heeft in dit verband verklaard dat de heer [naam 2] van IFF destijds specifiek heeft gevraagd of de luchtbehandelingskast van Daikin kon zorgen voor de vereiste condities, waarop de heer [naam 5] te kennen zou hebben gegeven dat zij met een passend advies zou komen. Ook [naam 4] bevestigt in zijn schriftelijke verklaring dat de vereiste klimaatcondities door de heren van Daikin zijn genoteerd en dat zij op basis daarvan een passende aanbieding zouden maken. Hieruit maakt de rechtbank op dat de rol van [naam 4] tijdens de besprekingen in de zomer van 2015 beperkt was tot bemiddeling tussen Wima en Daikin en dat de adviezen met betrekking tot de LBK afkomstig waren van Daikin. Niet gesteld of gebleken is dat Gasco zelf op enig moment over de mogelijkheden van de LBK heeft geadviseerd.
4.13.
Wima heeft niet weersproken dat Daikin haar producten niet zelf aan (kleine) eindgebruikers levert en dat de levering van de LBK om die reden via Gasco is gelopen. Naar aanleiding van de besprekingen heeft Daikin een offerte opgesteld waarbij zij technische productinformatie van de aangeboden LBK heeft gevoegd. Gasco heeft deze offerte met productinformatie op 8 oktober 2015 doorgezet naar Wima en vervolgens heeft Wima dezelfde dag de in de offerte opgenomen LBK bij Gasco besteld.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Wima moeten begrijpen dat zij door Gasco in contact werd gebracht met Daikin omdat Gasco zelf niet over de benodigde kennis en ervaring met luchtbehandelingskasten beschikte en dat Gasco verder bereid is geweest als tussenleverancier van de LBK op te treden omdat Daikin niet rechtstreeks aan (kleine) eindgebruikers leverde. Tegen deze achtergrond heeft Wima onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld om te concluderen dat Gasco zelf enige toezeggingen heeft gedaan over de eigenschappen en de mogelijkheden van de LBK die achteraf onjuist zijn gebleken of dat Gasco anderszins een adviserende rol ten aanzien van de te bestellen LBK heeft gehad of bepaalde verwachtingen daaromtrent heeft gewekt. Ook de stelling dat Daikin in naam van Gasco heeft geadviseerd, is door Gasco weersproken en vervolgens door Wima niet van nadere onderbouwing voorzien.
4.15.
Wima heeft er nog op gewezen dat Gasco haar contractspartij is en dat zij daarom alleen Gasco kan aanspreken. Het zou vervolgens aan Gasco zijn om Daikin hierop aan te spreken. Wima miskent hiermee dat zij Gasco niet heeft aangesproken op de levering van een gebrekkig product. Op grond van de verkeersopvattingen komt een tekortkoming bestaande in een gebrek van een verkocht product in beginsel voor rekening van de verkoper, ook als deze het gebrek kende noch behoorde te kennen. Wima heeft Gasco echter aangesproken op levering van een product dat volgens haar niet aan de overeenkomst beantwoord om dat deze een eigenschap mist die zou zijn overeengekomen. Wima heeft echter – zoals hiervoor reeds overwogen – tegenover de gemotiveerde betwisting van Gasco onvoldoende concrete feiten naar voren gebracht waaruit kan volgen dat de betreffende eigenschap door Gasco is toegezegd of dat Gasco hieromtrent verwachtingen heeft gewekt.
4.16.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat niet is gebleken dat Gasco een andere LBK heeft geleverd dan is overeengekomen of een LBK heeft geleverd die niet de eigenschappen bezit die Wima op grond van de overeenkomst
met Gascomocht verwachten. Dit betekent dat niet is gebleken dat de door Gasco op grond van de overeenkomst geleverde LBK niet aan die koopovereenkomst beantwoordt. Daarmee is evenmin gebleken dat Gasco is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De vorderingen van [eiser] zijn daarom niet voor toewijzing vatbaar.
Proceskosten
4.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gasco worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 2.042,--
- Salaris advocaat € 2.228,--punten x tarief IV € 1.114,00)
Totaal € 4.270,--
4.18.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vergelijk HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gasco tot dusver begroot op € 4.270,-- en op € 163,-- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,-- in geval van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Smeets en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021 door mr. D. Nobel, rolrechter.