ECLI:NL:RBDHA:2021:6974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke toetsing van verkeersbesluit tot aanwijzing laad- en losgelegenheid en verplaatsing gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest. Het verkeersbesluit, genomen op 1 augustus 2019, betrof de aanwijzing van een laad- en losgelegenheid aan de [straat] in Oegstgeest en de verplaatsing van een gehandicaptenparkeerplaats. Eisers, omwonenden van het winkelcentrum waar de laad- en losgelegenheid is aangewezen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij hinder ondervinden van het laden en lossen van vrachtwagens voor de winkels, met name Domino's en Jumbo.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders bij het nemen van het verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. De rechtbank heeft de motivering van het verkeersbesluit beoordeeld en geconcludeerd dat het college voldoende heeft onderbouwd dat het besluit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en het verminderen van overlast voor omwonenden. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat het college niet verplicht is om de absolute noodzaak van het verkeersbesluit aan te tonen, maar dat het voldoende is dat de belangen van verkeersveiligheid en het welzijn van omwonenden zijn afgewogen.

De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, omdat het college in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het aan de ondernemers van de betrokken winkels is om ervoor te zorgen dat zij met inachtneming van de geldende verkeersregels kunnen worden bevoorraad. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/3691, 20/3639 en 20/3593

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers 1

(gemachtigde: H.R. ten Broeke),
de Vereniging van Eigenaren Complex Woningen Lange Voort, te Oegstgeest, eiseres,
(gemachtigde: mr. J. Wassink),

[eiser 3] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Latka),
hierna tezamen: eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerder

(gemachtigde: E. Oskam).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten tot het aanwijzen van een laad- en losgelegenheid aan de [straat] , tegenover [straat] [huisnummer] , en tot het verplaatsen van de bestaande algemene gehandicaptenparkeerplaats tegenover [straat] [huisnummer] naar tegenover [laan] [huisnummer] .
Bij besluit van 15 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben afzonderlijk tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 20 april 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , bijgestaan door haar gemachtigde. Eisers 1 en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Aan de [straat] te Oegstgeest bevindt zich een winkelcentrum, met daarin onder andere een Domino’s en een Jumbo. Eisers zijn omwonenden en ervaren hinder van het laden en lossen van vrachtwagens voor deze winkels. Domino’s heeft geen eigen laad- en losgelegenheid en de inpandige laad- en losgelegenheid van Jumbo kan door het gebruik van steeds hogere vrachtwagens vaak niet worden gebruikt. Daardoor werd er op de rijbaan gelaad en gelost, waardoor de rijbaan met fietsstrook geblokkeerd werd en de doorstroming en verkeersveiligheid in het geding was. Verweerder heeft daarom met het verkeersbesluit een laad- en losgelegenheid gerealiseerd naast de rijbaan en als gevolg daarvan een gehandicaptenparkeerplaats verplaatst.
Verweerder heeft dit besluit, met een verbeterde motivering, in bezwaar gehandhaafd.
Wat zijn de relevante regels?
2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet Milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Standpunt eisers.
3. Eisers betogen dat verweerder het advies van de bezwaarschriftencommissie onjuist heeft geïnterpreteerd. Verweerder heeft niet onderkend dat de bezwaarschriftencommissie heeft overwogen dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeerssituatie ter plekke, alvorens met een oplossing te komen. Eisers wijzen er op dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt of de vrachtwagens van de Jumbo inderdaad niet passen in de inpandige laad- en losgelegenheid en of de te realiseren laad- en losgelegenheid groot genoeg is. Bovendien is in de aan de Jumbo verleende vergunning bepaald dat een inpandige laad- en losgelegenheid moet worden gecreëerd. Niet is gebleken dat deze voorwaarde is aangepast. Voorts is niet gebleken of verweerder onderzoek heeft gedaan naar de gestelde beperkte toename van het geluidsoverlast, welke andere oplossingen er zijn en welke het beste zou zijn en of de parkeerdruk het toelaat om drie parkeerplaatsen op te heffen ten behoeve van de laad- en losgelegenheid en of een gehandicaptenparkeerplaats kan worden verplaatst naar een plek die verder weg van de supermarkt is gelegen. Eisers betogen dat de belangen die met het verkeersbesluit zouden moeten worden beschermd, niet worden gediend en dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd hoe deze belangen zijn gewogen. Zij stellen dat het realiseren van een laad- en losgelegenheid in de openbare ruimte de problemen niet zal oplossen, maar juist tot meer overlast zal leiden. De gestelde problemen met het laden en lossen is de verantwoordelijkheid van de ondernemers, maar wordt nu ten onrechte op de omwonenden afgewenteld.
Eisers wijzen verder op de brief van de politie van 6 maart 2020 waaruit blijkt dat in de straat niet mag worden stilgestaan op de weg en dat de politie daarom een negatief advies geeft voor het plaatsen van een daarop ziend verbodsbord. Verweerder heeft ten onrechte geen advies gevraagd over een oplossing voor de verkeersonveiligheid. Voorts betogen eisers dat verweerder ten onrechte nooit heeft gehandhaafd en ten onrechte niet te kennen heeft gegeven dit te zullen gaan doen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1
Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Daarbij geldt dat het treffen van een verkeersmaatregel een normale maatschappelijke ontwikkeling is, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van betrokkenen behoren te blijven. Verweerder hoeft ook niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen. [1]
4.2
De vraag die bij de rechtbank derhalve ter toetsing voorligt is of verweerder in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen en of dat besluit is genomen met het oog op de in artikel 2, eerste lid, van de Wvw genoemde belangen.
4.3
Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat het voorliggende verkeersbesluit nodig is, omdat door het laden en lossen op de weg de rijbaan met fietsstrook wordt geblokkeerd en daardoor de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid van de weggebruikers in het geding zijn. Uit het verkeersbesluit blijkt verder dat deze zich specifiek richt op de vrachtwagens van Domino’s en van Jumbo die daar niet inpandig terecht kunnen. Door het realiseren van een laad- en losgelegenheid in de openbare ruimte, wordt ervoor gezorgd dat die vrachtwagens niet meer op de weg hoeven te laden en te lossen. Naar het oordeel van de rechtbank worden de in artikel 2, eerste lid, van de Wvw genoemde belangen met het oog op de feitelijke situatie dan ook met het verkeersbesluit gediend.
4.4
Verweerder heeft in het verkeersbesluit verder gemotiveerd dat met het verkeersbesluit aan klachten van omwonenden over de verkeersveiligheid en overlast tegemoet wordt gekomen en dat de parkeerdruk het toelaat om drie parkeerplaatsen op te heffen en de algemene gehandicaptenparkeerplaats te verplaatsen. De verkeersadviseur van de politie heeft daar bij schrijven van 17 juni 2019 een positief advies voor gegeven. Ook is betrokken dat de gestelde geringe toename van de geluidsbelasting voor de omwonenden niet in verhouding staat met het algemene belang van de verkeersveiligheid. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de belangen van verkeersveiligheid zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van eisers en heeft dan ook in redelijkheid tot dit verkeersbesluit kunnen komen.
4.4
De omstandigheid dat uit het bestreden besluit niet blijkt of andere oplossingen mogelijk waren en in hoeverre die bij de besluitvorming zijn betrokken, doet aan het voorgaande niet af, nu verweerder niet gehouden is de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. De rechtbank ziet gelet daarop ook aanleiding het verkeersbesluit af te zetten tegen de verkeerssituatie zoals die zich feitelijk voordoet, in plaats van tegen de geldende juridische verkeerssituatie. De door eisers aangedragen andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld het instellen van éénrichtingsverkeer of het instellen van vaste los- en laadtijden, behoeven in zoverre dan ook geen verdere bespreking.
4.5
Ten aanzien van de stelling van eisers dat het verkeersbesluit het verkeersprobleem niet oplost, omdat vaak meerdere vrachtwagens tegelijk aankomen en dan alsnog op de weg zullen laden en lossen, wordt overwogen dat dit niet maakt dat het verkeersbesluit onrechtmatig is. Wel geeft de rechtbank aan verweerder mee dat ten aanzien van vrachtwagens die buiten de laad- en losgelegenheid alsnog op de weg laden en lossen, kan worden gehandhaafd, nu uit het advies van de politie van 6 maart 2020 blijkt dat er op de weg niet mag worden stilgestaan. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dit mee terug te nemen. Verder wijst de rechtbank erop dat het aan de ondernemers van de Domino’s en Jumbo is om ervoor te zorgen dat zij met inachtneming van de geldende verkeersregels kunnen worden bevoorraad.
Conclusie
5. De beroepen van eisers zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2021.
Verhinderd te tekenen Verhinderd te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:589).