Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
10 december 2019 een rapport opgemaakt van zijn bevindingen. In dit rapport staat onder meer vermeld dat eiseres, anders dan de primaire arts heeft aangenomen, per 18 januari 2019 geschikt is geacht voor de maatgevende arbeid (geduide functies) en dat zij zich op 28 februari 2019 opnieuw heeft ziekgemeld. Dit kan gekwalificeerd worden als een kennelijke verschrijving. Verder is vermeld dat de verzekeringsarts b&b na ontvangst van medische informatie tijdens de hoorzitting heeft afgezien van verder lichamelijk onderzoek. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat beperkingen als gevolg van haar linker enkel al eerder zijn onderkend en zijn betrokken bij het duiden van de functies. Onderzoek van de enkel geeft een onveranderd beeld van het bekend (matige defect). Het is volgens de verzekeringsarts b&b niet uitgesloten dat er te zijner tijd een poging zal worden gedaan om de aanhoudende klachten van de linker enkel te verlichten. Voorts is uit recent medisch onderzoek gebleken dat eiseres kampt met leeftijd contingente afwijkingen van vooral de knieën en in mindere mate de heupen, aldus de verzekeringsarts b&b. Deze afwijkingen leiden volgens de verzekeringsarts b&b niet tot een directe verandering op de al bestaande beperking in mobiliteit. Er is geen toename van de relevante beperkingen. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat eiseres per datum in geding geschikt is te achten voor haar eigen werk.
25 februari 2020 opnieuw zou zijn geopereerd aan haar enkel en daardoor momenteel niet of nauwelijks zou kunnen lopen, kan niet leiden tot een ander oordeel, omdat dit gegeven dateert van ruim na de datum in geding. Uit recent onderzoek is verder gebleken dat eiseres kampt met leeftijd contingente afwijkingen van vooral de knieën en in mindere mate de heupen. De verzekeringsarts b&b concludeert dat deze afwijkingen niet direct tot verandering op de al bestaande beperking in mobiliteit leidt. Er is volgens hem geen toename van de relevante beperkingen. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b duidelijk toegelicht waarom eiseres per datum in geding geschikt is voor ten minste één van de eerder geduide functies die overwegend zittend kunnen worden verricht. Ten aanzien van de rugklachten is niet gebleken van nieuwe onderzoeken/behandelingen op grond waarvan een toename in afwijkingen aan de rug is vastgesteld. De rechtbank kan deze conclusies volgen. De medische informatie van de huisarts, die na het verweerschrift is ontvangen, leidt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel, omdat deze geen nieuwe gegevens bevat.
26 augustus 2020 in behandeling is vanwege angstklachten, depressieve klachten en lichamelijk onvoldoende verklaarbare pijnklachten, echter uit deze informatie kan niet worden afgeleid dat eiseres ten tijde van de datum in geding – ruim een jaar eerder, te weten op 18 juli 2019 – kampte met beperkingen als gevolg van psychische klachten. Gelet hierop heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de verzekeringsarts b&b hier nog op te laten reageren.
Beslissing
mr. L. Lemmen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.