ECLI:NL:RBDHA:2021:6810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
4 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor huisvesting op basis van psychische problemen en algemene weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor huisvesting, omdat hij als gevolg van een relatiebreuk dakloos was geworden en psychische problemen ondervond. De aanvraag werd echter afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem en dat de eiser het probleem redelijkerwijs op een andere manier kon oplossen, bijvoorbeeld door het huren van een kamer.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de urgentieverklaring op goede gronden was gebaseerd op de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De rechtbank erkende dat de situatie van de eiser moeilijk was, maar concludeerde dat dit niet voldeed aan de criteria voor een urgentieverklaring. De rechtbank benadrukte dat er in de regio Den Haag een groot tekort aan sociale huurwoningen is en dat urgentieverklaringen alleen in zeer bijzondere situaties worden verleend.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de psychische problemen van de eiser niet voldoende reden waren om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank vond dat de verweerder terecht had gesteld dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om zijn woonprobleem op een andere manier op te lossen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de urgentieverklaring terecht was en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Gadzuric).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 19 maart 2020, verzonden op 23 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 6 maart 2020, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021 via een videoverbinding.
Eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 7 augustus 2019 heeft eiser bij verweerder een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Hij is als gevolg van een relatiebreuk dakloos geworden. Hij heeft last van psychische problemen en wil graag een eigen woning omdat hij een stabiele omgeving nodig heeft.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Volgens hem is er geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem, omdat eiser in een onzelfstandige woonruimte woont, hij dakloos is of wordt, en hij psychische problemen heeft als gevolg van één of meer van deze omstandigheden. [1] Verder kan eiser volgens verweerder het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of redelijkerwijs op een andere wijze oplossen [2] , bijvoorbeeld door het huren van een kamer. Omdat er sprake is van zogenoemde algemene weigeringsgronden heeft verweerder de aanvraag niet inhoudelijk getoetst. Verweerder heeft ook geen andere redenen gevonden om de urgentieverklaring toe te kennen of de hardheidsclausule toe te passen. In bezwaar heeft verweerder de afwijzing, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 6 maart 2020, gehandhaafd.
Wat zijn de regels?
3. De specifieke regels voor urgentieverklaringen in de gemeente Den Haag staan in de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Huisvestingsverordening) en de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (Beleidsregel). De relevante bepalingen zijn opgenomen in een bijlage. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
4. Eiser is het er niet mee eens dat hem geen urgentieverklaring is toegekend. Hij stelt dat er wel degelijk een urgent huisvestingsprobleem is. Ook stelt eiser dat hij niet in staat kan worden geacht zijn woonprobleem op een andere wijze op te lossen. Eiser vindt het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Er is geen sprake van dat de psychische problematiek waarop de aanvraag berust het enkele gevolg is van zijn dakloosheid/woonsituatie. De problematiek is het gevolg van diverse andere factoren en wordt slechts door de gebrekkige woonsituatie verergerd. Op 6 juni 2021 heeft eiser de rechtbank nog een medische verklaring van A.J. Aalbers, klinisch psycholoog-psychotherapeut bij GGZ Delfland van 23 oktober 2019 en van S.J.L.M. Kemps, psychiater bij Indigo van 2 mei 2019 via de e-mail toegezonden.
5. Verweerder blijft bij wat er in het bestreden besluit staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank begrijpt dat het niet beschikken over een woning voor eiser een urgent probleem is. Dit maakt echter niet dat daarmee ook sprake is van een urgent huisvestingsprobleem in de zin van de Huisvestingsverordening. In de regio Den Haag is een groot tekort aan sociale huurwoningen. Er is veel vraag naar sociale huurwoningen en er is sprake van lange wachttijden. Om die reden verleent verweerder alleen in zeer bijzondere situaties een urgentieverklaring. De rechtbank acht het niet onredelijk dat niet zonder stikte voorwaarden voorrang wordt gegeven op andere woningzoekenden. Voor iedere urgentieverklaring die wordt afgegeven moeten andere woningzoekenden langer wachten op de door hen gewenste woning.
7. Uit de regelgeving volgt dat in beginsel geen urgentieverklaring wordt verstrekt als zich één van de algemene weigeringsgronden voordoet. Verweerder heeft zich in het primaire besluit gemotiveerd op het standpunt gesteld dat daarvan sprake is.
8. In zijn brief van 4 februari 2020 heeft verweerder eiser naar aanleiding van het bezwaarschrift een nadere toelichting op het primaire besluit gegeven en toegelicht waarom de aanvraag en woonsituatie niet inhoudelijk is beoordeeld. Ook heeft verweerder eiser er op gewezen dat hij in zijn bezwaarschrift niet in gaat op de afwijzingsgronden. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld de gronden van het bezwaarschrift vóór 15 februari 2020 aan te vullen en eiser er op gewezen dat als hij niet voor de genoemde datum aanvullende gronden indient, het bezwaar ongegrond kan worden verklaard zonder hem te horen.
9. Anders dan de gemachtigde van eiser ter zitting heeft gesteld, is het in de gegeven situatie aan eiser om met voldoende informatie te komen. Eiser heeft echter niet gereageerd op de brief. Verweerder was dus niet in staat te beoordelen of eiser niet in staat is het woonprobleem redelijkerwijs op een andere wijze op te lossen, zoals hij heeft gesteld. Ter zitting heeft eiser ook geen overtuigende toelichting gegeven op zijn betoog dat hij niet in staat kan worden geacht zijn woonprobleem op te lossen door bijvoorbeeld een kamer te huren. Ook is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat eiser heeft geprobeerd een kamer of studio te huren. De gemachtigde van eiser heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat psychiatrische patiënten, zoals eiser, extra problemen krijgen als zij geen zelfstandige woonruimte hebben. Dat dit voor eiser geldt, is niet aannemelijk gemaakt. Aan de kort voor de zitting overgelegde verklaringen [3] komt in dit verband geen betekenis toe. In deze verklaringen wordt hier namelijk niets over gezegd.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden op grond van artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening geweigerd aan eiser een urgentieverklaring te verstrekken.
11. Ook al zou eiser niet mogen worden tegengeworpen dat hij het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze kan oplossen, blijft het zo dat er in de situatie van eiser geen urgent huisvestingsprobleem is. Eiser is immers inwonend, zoals hij ter zitting heeft bevestigd. In zo’n situatie [4] is het op grond van de regelgeving niet mogelijk een urgentieverklaring te verkrijgen. Dit geldt ook voor de situatie dat de aanvrager dakloos dreigt te worden [5] . Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook op goede gronden ook deze algemene afwijzingsgrond aan de weigering van de urgentieverklaring ten grondslag gelegd.
12. Of er ook sprake is van de situatie dat de aanvrager psychische problemen heeft als gevolg van één of meer van de in de Beleidsregel genoemde voorwaarden, laat de rechtbank, gelet op wat hiervoor al is overwogen, in het midden.
13. Verweerder heeft in de psychische problemen van eiser in redelijkheid ook geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser zich in een moeilijke situatie bevindt en dat hij belang heeft bij het beschikken over zelfstandige woonruimte, is de situatie waarin eiser zich bevindt, voor zover dit uit de stukken blijkt, niet zodanig uitzonderlijk dat deze toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Huisvestingsverordening Den Haag 2019

Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
[…]
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
[…]

Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019

Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
[…]
i. de aanvrager woont in een onzelfstandige woonruimte;
[…]
m. de aanvrager is of wordt dakloos;
[…]
o. de aanvrager heeft psychische problemen als gevolg van één of meer van de hierboven genoemde omstandigheden.
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
[…]
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder b van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Huisvestingsverordening) in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder i, m en o, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (Beleidsregel).
2.Artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.3, aanhef en onder a van de Beleidsregel.
3.Verklaring van psychiater S.J.L.M. Kemps van Indigo van 2 mei 2019 en de verklaring van klinisch psycholoog-psychotherapeut A.J. Aalbers van GGZ Delfland van 23 oktober 2019
4.Artikel 4:5, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder i, van de Beleidsregel
5.Artikel 4:5, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder m, van de Beleidsregel