ECLI:NL:RBDHA:2021:6786
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een terugkeerbesluit en oplegging van een dwangsom in asielprocedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 juni 2021, is de rechtbank geconfronteerd met een asielaanvraag van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bestreden besluit, dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als kennelijk ongegrond afwees, werd ook als een terugkeerbesluit beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 24 maart 2021, waar ook de zaak van de zus van eiser werd behandeld, heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan op 15 april 2021, waarin verweerder werd opgedragen het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken.
Verweerder heeft echter aangegeven geen gebruik te maken van deze gelegenheid, wat leidde tot de huidige uitspraak. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit na de intrekking van het terugkeerbesluit geen meeromvattende beslissing meer is en dat dit heeft geleid tot een onduidelijke situatie voor eiser. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in de tussenuitspraak.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft om de uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.068. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de noodzaak voor duidelijkheid voor de betrokkenen.