ECLI:NL:RBDHA:2021:6782
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag wegens niet aangetoonde identiteit en familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft eiseres op 10 oktober 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 september 2019, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar echtgenoot, referent, niet had aangetoond. Tijdens de zitting op 19 mei 2021 werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. L.I. Siers, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. G.T. Cambier.
De rechtbank oordeelde dat eiseres geen geldig identiteitsdocument had overgelegd en dat de overgelegde documenten, waaronder een paspoort en geboortebewijs, vals waren. Eiseres had ook geen substantieel indicatief bewijs geleverd om haar identiteit aan te tonen. De rechtbank vond dat de staatssecretaris in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door eiseres niet de gelegenheid te geven om te reageren op de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee over de valsheid van de documenten. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de afwijzing van de mvv-aanvraag op goede gronden was gedaan, omdat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor identificatie.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.068,=, en het griffierecht van € 174,= diende te worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker op 25 juni 2021.