1.3.Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van 8 januari 2016 ter zake van de onder 1 tot en met 8 en 12 tot en met 14 opgevraagde stukken (door verweerder verzoek I genoemd) gedeeltelijk ingewilligd. In dit kader zijn de documenten Overzicht Zaakgegevens Mulder en het Zaakoverzicht verstrekt. Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob zijn de namen van ambtenaren en de namen, (eventuele) geboortedata en kentekens van betrokkenen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer geanonimiseerd.
Het verzoek ter zake van de onder 9 en 10 opgevraagde stukken (verzoek II) is afgewezen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob ter voorkoming van onevenredige benadeling van het CJIB.
Het verzoek ter zake van de onder 11 opgevraagde stukken (verzoek III) is afgewezen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob ter voorkoming van onevenredige benadeling van instanties die gebruik maken van bedoelde systemen en van de eigenaar van het systeem.
Met betrekking tot het verzoek van 12 januari 2016 (verzoek IV) heeft verweerder verwezen naar de informatie die beschikbaar is op de website van het CJIB. De Wob is niet van toepassing op documenten die al openbaar zijn. Die onderdelen vallen buiten de reikwijdte van de Wob. Voor het overige wijst verweerder het verzoek af, nu de door eiser verzochte documenten niet bestaan en/of niet zijn aangemaakt en daarom niet openbaar gemaakt kunnen worden.
Eiser heeft bij brief van 23 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2. Bij besluit van 16 december 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiser geen procesbelang heeft bij de behandeling van zijn bezwaar. Ten overvloede is overwogen dat het CJIB alle stukken aan eiser heeft verstrekt die ten tijde van de behandeling van zijn verzoek aanwezig waren bij het CJIB.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
3. Bij besluit van 24 augustus 2017 heeft verweerder het bestreden besluit van
16 december 2016 ingetrokken. Bij besluit van 8 februari 2018 heeft verweerder vastgesteld dat eiser zijn bezwaar tegen het primaire besluit heeft beperkt tot het besluit op de verzoeken I en IV. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard en het primaire besluit wordt gehandhaafd.
Eiser heeft de gronden van zijn beroep aangevuld.
4. Bij besluit van 5 juli 2018 heeft verweerder het besluit van 8 februari 2018 ingetrokken. Bij besluit van 11 februari 2019 heeft verweerder vastgesteld dat de Wob-verzoeken van 8 en 12 januari 2016 - samengevat - zien op
De ambtenaar die de betreffende overtreding heeft geconstateerd (akte van aanstelling, akte van beëdiging en proces-verbaal van beëdiging);
De verzamelde en verwerkte gegevens inzake de overtreding en door welke ambtenaar uit hoofde van welke functie dat is gedaan;
De functieomschrijving, akte van aanstelling, akte van beëdiging en proces-verbaal van beëdiging van deze ambtenaar;
De bij de gegevensverwerking en toegepaste computersystemen van toepassing zijnde protocollen, instructies, handleidingen, werkbeschrijvingen en technische specificaties;
De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd (akte van aanstelling, akte van beëdiging, proces-verbaal van beëdiging en wilsverklaring).
Verweerder stelt vast dat het bezwaar is gericht tegen het primaire besluit, voor zover is beslist op de verzoeken I en IV, hetgeen overeenkomt met voornoemde onderdelen 1, 2, 3, en 5.
Het bezwaar, voor zover is gesteld dat de verklaring van de verbalisant in het ‘Overzicht Zaakgegevens Mulder’ niet is ondertekend en daarom niet kan dienen als bewijs voor de geconstateerde overtreding, wordt ongegrond verklaard.
Het bezwaar, voor zover dit ziet op ontbrekende namen, initialen en handtekeningen in documenten geplaatst op website CJIB, wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Het bezwaar, voor zover dit ziet op de ondeugdelijke motivering van het primaire besluit, wordt ongegrond verklaard.
Met betrekking tot het gesteld uitblijven van een beslissing op het bezwaar van 23 mei 2016 stelt verweerder zich op het standpunt dat geen dwangsom verschuldigd is.
Eiser heeft de gronden van zijn beroep aangevuld.
5. Verweerder heeft bij brief van 2 juli 2020 de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden. Met betrekking tot daarbij ingezonden Wob-stukken die eiser niet bekend zijn, heeft eiser de rechtbank bij brief van 18 augustus 2020 toestemming verleend om bedoelde stukken bij de beoordeling van het beroep te betrekken. De rechtbank betrekt deze stukken bij haar beoordeling.