ECLI:NL:RBDHA:2021:6700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/09/611382 / KG RK 21-493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 21 mei 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. J.C. van den Dries, rechter in een civiele procedure. Verzoekster verzocht om wraking op basis van de stelling dat de rechter haar niet voldoende ruimte had gegeven om haar verhaal te doen en haar meerdere keren had onderbroken. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen, omdat uit het proces-verbaal bleek dat verzoekster voldoende gelegenheid had gekregen om haar standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer oordeelde dat het enkele feit dat verzoekster was onderbroken niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. De procedure waar het wrakingsverzoek betrekking op had, betrof een wijziging van de zorgregeling van de dochter van verzoekster, waarbij de rechter de orde op de zitting diende te bewaken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/32
zaak- /rekestnummer: C/09/611382 / KG RK 21/493
Beslissing van 21 mei 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.C. van den Dries,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[belanghebbende],
wonende [woonplaats] ,
A. van Teijlingen,
de bijzondere curator,
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
de gecertificeerde instelling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 30 april 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 3 mei 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster;
- [belanghebbende] ;
- [A] en [B] , namens de gecertificeerde instelling.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/587656 / JE-RK 20-256 tussen verzoekster en de gecertificeerde instelling.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De rechter luisterde niet naar haar verhaal, wilde haar niet laten uitpraten en luisterde alleen naar de gecertificeerde instelling. Daardoor is de rechter volgens verzoekster partijdig.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2
De behandeling op de zitting van 30 april 2021 betrof een (aangehouden) verzoek van de gecertificeerde instelling tot wijziging van de zorgregeling van de dochter van verzoekster. Het onderwerp van de zitting was met name de evaluatie van de begeleide omgang tussen verzoekster en haar dochter. De rechter had verzoekster als eerste het woord gegeven, maar zij wilde het verhaal van de bijzondere curator afwachten. Daarna reageerde verzoekster blijkens het proces-verbaal van de zitting niet inhoudelijk op het verhaal van de bijzondere curator en op het voorliggende verzoek. Zij wilde een uitgebreide toelichting geven op volgens haar ontbrekende belangrijke informatie, te weten seksueel misbruik van haar dochter. De wrakingskamer begrijpt dat verzoekster hierover wilde spreken, maar wijst er tegelijkertijd op dat de rechter de orde op de zitting dient te bewaken. De wrakingskamer is van oordeel dat uit het proces-verbaal blijkt dat verzoekster voldoende ruimte heeft gekregen haar verhaal te doen. Het enkele feit dat verzoekster een aantal keer is onderbroken door de rechter levert naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende grond op om te kunnen spreken van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Nu de wrakingskamer voor het overige evenmin is gebleken van andere feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• belanghebbende(n) in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.W.E. de Ruiter, mr. R. Cats en mr. S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.B. van Angeren en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.