ECLI:NL:RBDHA:2021:6699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/09/610900 / KG RK 21-454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2021 een verzoek tot wraking behandeld van een gedetineerde verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.B. Baumgarten. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, de rechter die de zaak van verzoeker behandelde. Verzoeker stelde dat hij door de rechter continu werd afgekapt, waardoor zijn advocaat niet adequaat kon reageren op de argumenten van de officier van justitie. Verzoeker had de indruk dat de rechter meer geïnteresseerd was in een snelle afhandeling van de zaak dan in een zorgvuldige behandeling, wat leidde tot de vrees voor vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen belang meer was bij het wrakingsverzoek, omdat de gevangenhouding van verzoeker inmiddels was verlengd door een andere voorzitter dan de gewraakte rechter. Dit betekende dat de bemoeienis van de gewraakte rechter met de zaak was geëindigd. De wrakingskamer oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt. Daarom werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.

De wrakingskamer benadrukte dat de behandelduur van vorderingen gevangenhouding is vastgesteld op vijftien minuten, wat soms kan leiden tot een gevoel van beperking in spreektijd. Dit betekent echter niet dat er sprake is van vooringenomenheid. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/25
zaak- /rekestnummer: C/09/610900 / KG RK 21-454
Beslissing van 21 mei 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
gedetineerd in P.I. [locatie] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de officier van justitie, mr. L.J.A. van Zwieten

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 14 april 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 7 mei 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 14 april 2021, waarbij verzoeker via een videoverbinding aanwezig was in raadkamer.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen: verzoeker (per geluidsverbinding), bijgestaan door zijn advocaat.
De rechter en de officier van justitie hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met parketnummer 09/767164-20 tegen verzoeker als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker werd continu afgekapt door de rechter. De advocaat van verzoeker heeft daarna beperkt kunnen reageren op het antwoord van de officier van justitie, omdat ook hij herhaaldelijk door de rechter in de rede werd gevallen. De advocaat heeft in tweede termijn een verzoek tot schorsing (van de gevangenhouding) gedaan, maar de rechter deelde mee dat dit schorsingsverzoek al bij de eerste termijn had moeten worden gedaan. De rechter was volgens verzoeker duidelijk meer geïnteresseerd in een snelle behandeling van de zaak met het oog op het tijdig beginnen van de volgende zaak, dan met de inhoud van de zaak. Door de handelwijze van de rechter is bij verzoeker de indruk ontstaan dat de rechter vooringenomen was en dat de beslissing al klaar lag.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer is van oordeel dat er geen belang meer is bij het wrakingsverzoek. Op 14 april 2021 is immers (in verband met het wrakingsverzoek) een ordemaatregel getroffen, inhoudende dat de gevangenhouding voor een termijn van acht dagen is bevolen. Op 22 april 2021 is vervolgens de vordering verlenging gevangenhouding behandeld door een andere voorzitter dan mr. Hensen en is de gevangenhouding verlengd. Verzoeker heeft op de zitting gesteld dat hij niettemin belang heeft bij de behandeling van het wrakingsverzoek, omdat – indien het wrakingsverzoek wordt toegewezen – het eerste bevel tot gevangenhouding voor de termijn van acht dagen opnieuw zou moeten worden beoordeeld. De wrakingskamer volgt deze redenering niet, reeds omdat deze redenering is gebaseerd op de onjuiste aanname dat bij toewijzing van het wrakingsverzoek de op 14 april 2021 getroffen ordemaatregel zonder meer zou komen te vervallen. Daar komt bij dat wraking een middel is ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter die een zaak behandelt. Dit middel komt toe aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die zijn zaak behandelt (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben vanwege de vooringenomenheid die de rechter jegens die partij koestert, of vanwege de objectief gerechtvaardigde vrees daartoe. Dat doel kan niet meer worden bereikt nu door de raadkamer waarvan de gewraakte rechter voorzitter is op 14 april 2021 bij wijze van ordemaatregel de gevangenhouding voor een termijn van acht dagen is bevolen en op 22 april 2021 door een andere voorzitter dan de gewraakte rechter de gevangenhouding is verlengd. Met de beslissing van 14 april 2021 is de bemoeienis van de gewraakte rechter in de zaak tegen verzoeker ten einde gekomen.
3.2.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek tot wraking van de voorzitter van de raadkamer gevangenhouding.
3.3.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de behandelduur van een vordering gevangenhouding conform landelijke afspraken met de advocatuur en de penitentiaire inrichtingen (van waaruit de verdachten via videoverbinding inbellen) in verband met de beschikbare tijd voor de videoverbinding op vijftien minuten is vastgesteld. Dit betekent, dat de voorzitter actief de duur van de behandeling dient te bewaken en dat dit soms kan leiden tot (het gevoel van) beperking in spreektijd bij advocatuur en openbaar ministerie. De wrakingskamer is echter van oordeel dat uit het handhaven van de eerdergenoemde afspraak geen (schijn van) vooringenomenheid kan volgen. Het beperken van de behandelduur van de vordering gevangenhouding tot de tijd die daarvoor is afgesproken brengt met zich mee, dat de voorzitter de uitwisseling van standpunten soms zal moeten onderbreken of afbreken.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. A.B. Baumgarten;
• de officier van justitie mr. L.J.A. van Zwieten;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.W.E. de Ruiter, mr. R. Cats en mr. S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.B. van Angeren en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.