Uitspraak
Rechtbank den haag
,
Rechtbank Den Haag
Op 26 april 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door drs. [verzoekster], die zich in een procedure bevond tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De wraking was gericht tegen mr. E. Kouwenhoven, de rechter die de zitting zou leiden. Verzoekster stelde dat de afwijzing van haar verzoek om uitstel van de zittingsdatum op 8 april 2021 door de rechter, en de motivering daarvan, blijk gaf van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat de afwijzing van het uitstel een procedurele beslissing was en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De motivering van de afwijzing van het uitstel was niet zodanig dat deze als blijk van vooringenomenheid kon worden opgevat. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.