In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn gestelde vrees voor vervolging niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser vreesde voor zijn leven door een mensensmokkelaar, [A], en vanwege problemen met zijn gemeenschap in Nigeria. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de bedreigingen van de gemeenschap en de vrees voor [A], niet overtuigend geacht. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat hij daadwerkelijk gevaar loopt, vooral gezien het feit dat hij sinds 2016 niets meer van [A] heeft vernomen. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser als ongegrond afgewezen en het beroep verworpen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.