In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het de verdeling van een gemeenschappelijke woning na echtscheiding tussen partijen die in Marokko zijn gehuwd en de Marokkaanse nationaliteit bezitten. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Koelman, heeft een vordering ingesteld tot verdeling van de woning, die zich in Nederland bevindt. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij rechtsmacht heeft op basis van de Brussel I-Verordening en de Verordening Huwelijksvermogensstelsels, en dat het toepasselijke recht Nederlands recht is, ongeacht het huwelijksvermogensstelsel van partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig is en heeft deze toegewezen. De gedaagde is veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning en de bijbehorende lasten te voldoen. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. Het vonnis is uitgesproken op 23 juni 2021.