ECLI:NL:HR:2011:BS1684

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01815
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toepasselijk huwelijksvermogensrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het toepasselijk huwelijksvermogensrecht. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van de man, die in hoger beroep was gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin de relevante feiten en eerdere beschikkingen van de rechtbank Almelo waren opgenomen. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven, waarbij de andere raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion betrokken waren. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het huwelijksvermogensrecht en de toepassing van het IPR (Internationaal Privaatrecht).

Uitspraak

18 november 2011
Eerste Kamer
nr. 10/01815
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 92386 ES RK 08-215 van de rechtbank Almelo van 5 maart 2008, 28 mei 2008, 19 november 2008 en 11 maart 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.041.233 van het gerechtshof Arnhem van 2 februari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 18 november 2011.