Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
wijzigingvan de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 juni 2021 – ten laste gelegd dat:
tweede of vijfdelid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
3.Bewijsoverwegingen
in elk gevalsprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid. Ambtshalve overweegt de rechtbank dat dit niet betekent dat de bestanddelen van artikel 5a WVW in het primair ten laste gelegde feit hadden moeten worden verwerkt, bijvoorbeeld in een cumulatieve/alternatieve tenlastelegging. Hoewel daarvoor in de geschiedenis van de totstandkoming van de wet aanknopingspunten zijn te vinden, [24] dwingt de tekst van artikel 175, tweede lid, WVW daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet. Daarnaast staat in de tenlastelegging dat de daarin gebruikte termen, voor zover daaraan in de WVW betekenis is gegeven, worden geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. In artikel 175, tweede lid, WVW is betekenis gegeven aan roekeloosheid, zodat die term moet worden geacht in die betekenis te zijn gebezigd.
te handelen:
eenpersonenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof en alcohol, te weten alcohol in combinatie met MDMA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed 42 microgram
MDMAper liter en 1,21
milligramalcohol per milliliter bedroeg.
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.Het in beslag genomen voorwerp
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
10 (TIEN) MAANDEN;
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
4 (VIER) JAREN;
2 (TWEE) JAREN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;