1 LJN BA0443
2 Deze kwestie heeft in de media de nodige aandacht gekregen (o.m. De Telegraaf van 25 januari 2007, Trouw van 26 januari 2007, Algemeen Dagblad van 31 januari 2007, NRC Handelsblad van 19 juni 2007) en lijkt te zijn aangezwengeld door advocatenkantoor Anker&Anker (www.ankerenanker.nl > actueel nieuws > nieuwsarchief > januari 2007 > Problemen ademanalyse). Het OM heeft op 26 januari 2007 op www.om.nl/dossier/verkeer/_verkeer_persberichten/31037 een tegengeluid laten horen.
3 Vgl. Hof Arnhem (naast de onderhavige zaak) 25 mei 2007, LJN BA6036, Hof Den Haag 9 mei 2007, LJN BA4753 en Hof Leeuwarden 6 maart 2007, LJN AZ9990, VR 2007, 48, m.nt. Si.
4 Dit is anders ten aanzien van de art. 4, 5, 8 en 11 van het Besluit (zie de Regeling ademanalyse, Stcrt 1987, 187).
5 Vgl. HR 31 oktober 2000, NJ 2000, 725. Zie ook HR 14 oktober 1980, NJ 1981, 489 en HR 10 oktober 1989, NJ 1990, NJ 1990, 95, m.nt. ThWvV, beide over de waarborgen bij een bloedonderzoek en Dijkstra en Van der Neut in Harteveld en Krabbe (red.), De Wegenverkeerswet 1994, 2e, p. 149.
6 Het belang dat aan de naleving van het voorschrift wordt gehecht, blijkt ook uit HR 28 januari 2003, NJ 2003, 218 waarin werd geoordeeld dat, kort gezegd, een militair van de Koninklijke marechaussee bevoegd is om "een ademanalyse te doen uitvoeren door de opsporingsambtenaar die daartoe overeenkomstig art. 7 Besluit alcoholonderzoeken door de brigadecommandant van de Koninklijke marechaussee is aangewezen (...)."
7 Zie naast het aanstonds te bespreken arrest ook HR 7 maart 2000, NJ 2000, 362.
8 In HR 13 januari 1981, NJ 1981, 250 en HR 16 maart 1982, NJ 1982, 617 overwoog de Hoge Raad dat een onderzoek slechts dan kan worden aangemerkt als een onderzoek in de zin van art. 26 tweede lid WVW, indien met inachtneming van het bepaalde in art. 11 KB van 9 okt. 1974, Stb. 596 (Bloedproefbesluit), het resultaat van het bloedonderzoek aan de verdachte is medegedeeld.
9 In HR 12 februari 2002, LJN AD7801 lag het mijns inziens iets anders. Die uitspraak begrijp ik zo dat de volgens de verdediging onjuist beantwoorde vraag geen betrekking heeft op de (wijze van) bepaling van het alcoholgehalte van het bloed en daarmee dus ook niet behoort tot de voorschriften die een zo betrouwbaar mogelijke uitkomst van het onderzoek dienen te waarborgen.
10 De gedachte achter deze voorwaarde is dat de analyse niet wordt 'vervuild' doordat er nog resten alcohol in de mond van de verdachte aanwezig zijn, vgl. Dijkstra en Van der Neut, a.w., p. 158. Aan de naleving van dit voorschrift houdt de Hoge Raad streng de hand. Zie voor een voorbeeld HR 28 juni 1994, VR 1994, 189.
11 Men denke bijvoorbeeld aan het geval waarin de dag nadat een ademanalyse is uitgevoerd met een apparaat waarvan de goedkeuring net was verlopen, na controle wordt vastgesteld dat het apparaat nog steeds perfect functioneert. Zou dan niet gezegd kunnen worden dat aan de betrouwbaarheid van het verkregen resultaat in redelijkheid niet kan worden getwijfeld?
12 De (toelichting bij de) daarop gevolgde wijzigingsbesluiten zijn voor de onderhavige zaak niet van belang, evenmin als de (toelichting bij) wijzigingen van het huidige Besluit.
13 Vgl. Van Dorst, De ademanalyse in de praktijk, VR 1990, 7/8, p. 169, die, enige jaren na de invoering van de ademanalyse en na er op te hebben gewezen dat de invoering van de regeling omtrent de ademanalyse allerlei (nieuwe) vragen oproept, schrijft: "Het had, dunkt mij, meer voor de hand gelegen bestaande bloedproefvoorschriften waar mogelijk ook op de ademanalyse van toepassing te verklaren. Die bloedproefregels waren immers duidelijk, mede als gevolg van een jarenlang proces van ijking en uitleg door de Hoge Raad. Van onschatbare betekenis is dat die bloedproefregels ook voor de politie - de instantie bij uitstek die gebaat is met eenvoudige, niets aan duidelijkheid te wensen overlatende voorschriften - langzamerhand geen geheimen meer bevatten. Evenwel, op tal van punten heeft de wetgever het wiel opnieuw willen uitvinden. Dat zulks alleen maar kan leiden tot verspilling van tijd en energie - en dat op alle niveaus - behoef ik hier niet verder uiteen te zetten."
14 Vgl. over de mogelijkheid tot weigering wegens een (dreigend) gebrekkig onderzoek verder HR 22 december 1992, NJ 1993, 386. Zie ook HR 8 mei 2001, VR 2001, 165 en HR 12 januari 1999, NJ 1999, 230 (beide over een weigering een bloedonderzoek te ondergaan). Als het ook zonder verweer evident is dat het onderzoek ondeugdelijk was kan ook geen bewezenverklaring volgen, HR 22 september 1992, NJ 1993, 84.
15 Het Hof heeft de juistheid van deze feiten in elk geval in het midden gelaten, zodat zij hoe dan ook in cassatie vaststaan.