Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 4 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die hij op 16 december 2018 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 26 september 2019, geoordeeld dat verweerder niet tijdig op deze aanvraag had beslist en verweerder opgedragen om binnen acht weken na die uitspraak eiser te horen in de algemene asielprocedure. Tot op heden heeft verweerder aan deze opdracht geen gevolg gegeven, wat heeft geleid tot het huidige beroep.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de periode voor het verbeuren van de dwangsom ten tijde van het instellen van beroep nog niet was verstreken, niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Het geschil betreft de vraag of verweerder gevolg heeft gegeven aan de eerdere opdracht van de rechtbank, en aangezien dit niet het geval is, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank erkent dat er door de coronamaatregelen achterstanden zijn ontstaan in de behandeling van asielaanvragen, maar benadrukt dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op een asielaanvraag, die 21 maanden bedraagt, inmiddels is overschreden. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog op de aanvraag van eiser moet beslissen. Tevens wordt er een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 267. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.