ECLI:NL:RBDHA:2021:607
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- M.J.S. Kempers
- A.K. Mireku
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning langdurig ingezetene wegens onvoldoende rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke geschil tussen eiser, een Boliviaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met de aantekening 'EU-langdurig ingezetene'. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarde van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser had eerder een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn partner, maar deze was met terugwerkende kracht ingetrokken per 1 oktober 2018, omdat de relatie was beëindigd. Eiser had tegen deze intrekking geen rechtsmiddelen aangewend.
De rechtbank overwoog dat eiser op het moment van de aanvraag niet voldeed aan de vereisten voor een EU-verblijfsvergunning, aangezien hij vanaf 1 oktober 2018 geen rechtmatig verblijf meer had. Eiser stelde dat de beoordeling niet op het moment van de aanvraag, maar op een eerdere datum moest plaatsvinden, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag op goede gronden was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had inmiddels rechtmatig verblijf op andere gronden, maar de rechtbank zag geen aanleiding om de beroepsgrond van eiser verder te behandelen. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.