Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,
1.[gevoegde partij sub 1] [plaats 2] ,
1.De procedure
2.Het incident tot voeging
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling van het geschil
Van Schijndel/Swap Beheer(HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1078), maar in die zaak is niet geoordeeld dat elke bevoegdheid van de rechter in het kader van het voeren van regie een
concreet omschrevenwettelijke grondslag moet hebben. In het arrest oordeelde de Hoge Raad dat een bepaling uit het procesreglement onverbindend was omdat die in strijd was met een wettelijke bepaling. Die situatie doet zich hier niet voor.
allebeslissingen nemen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure. Op welke wijze invulling wordt gegeven aan deze regiefunctie, wordt aan de rechter overgelaten. Gelet op deze ruim geformuleerde bevoegdheid valt niet in te zien dat deze bepaling geen betrekking zou kunnen hebben op de toegestane omvang van processtukken. Dat de limitering van de omvang van processtukken niet onder de regiebevoegdheid van artikel 19 lid 2 Rv valt, volgt ook niet uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling. De wetgever achtte de regierol juist van belang om de voortgang van de procedure te bewaken (
Kamerstukken II, 2014-2015, 34 059, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 26).
Kamerstukken II, 2014-2015, 34 059, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 58). Dat lijkt zich niet te verdragen met het opnemen van dergelijke beslissingen in een procesreglement, maar diezelfde Memorie van Toelichting vermeldt dat het niet nodig is om bij iedere beslissing over een proceshandeling hierover van te voren met partijen te overleggen (
Kamerstukken II, 2014-2015, 34 059, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 28). Bovendien stellen de nieuwe bepalingen geen absolute limieten aan de lengte van de processtukken, maar geven ze slechts een algemeen uitgangspunt. Indien een procespartij vindt dat hij een langer processtuk nodig heeft om de zaak naar behoren uiteen te zetten, kan hij daar toestemming voor vragen. De rechter neemt een beslissing over de toegestane lengte van het processtuk nadat beide partijen zich over dat verzoek hebben kunnen uitlaten. Ook als in een specifieke zaak een processtuk door de rechter wordt geweigerd vanwege een overschrijding van de toegestane omvang, kan de procespartij aan de rechter verzoeken om een extra akte te mogen nemen. Op dat verzoek zal eveneens pas worden beslist nadat beide partijen zich daarover hebben kunnen uitlaten. Door deze wijze van invulling aan de regels over de limitering van processtukken, komt het beginsel van hoor en wederhoor naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in het gedrang.
kwaliteitvan de processtukken en niet door de
kwantiteit. Hiermee staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vast dat de invoering van bepalingen in de procesreglementen over de maximumlengte van processtukken onnodig of onverantwoord is. Uit het door de gerechtshoven verrichte onderzoek is gebleken dat binnen de civiele afdelingen de brede overtuiging leeft dat de noodzaak bestaat tot beperking van processtukken. Dat advocaten hierdoor worden gedwongen hun processtukken kernachtiger en leesbaarder te verwoorden – wat een vlot verloop van de procedure kan bevorderen – komt de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk voor. Of daarmee ook zal worden bijgedragen aan tijdige rechtspraak kan niet op voorhand worden vastgesteld; dat zal de praktijk moeten uitwijzen. Niet valt uit te sluiten dat na verloop van tijd moet worden geconcludeerd dat de maatregelen niet of onvoldoende bijdragen om de gesignaleerde problemen op te lossen. Om die reden is het van belang dat binnen afzienbare tijd een evaluatie zal plaatsvinden van de nieuwe bepalingen. De gerechtshoven hebben verklaard voornemens te zijn een dergelijke evaluatie te laten plaatsvinden.