ECLI:NL:RBDHA:2021:5924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
NL21.4020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de Dublin-verordening. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 16 maart 2021, waarin werd gesteld dat Italië de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag op zich zou nemen. Tijdens de zitting op 21 mei 2021 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld.

De rechtbank overwoog dat er geen reden was om aan te nemen dat Italië niet in staat zou zijn om eiser op een adequate manier op te vangen, ondanks de Covid-19 pandemie. Eiser had geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de situatie in Italië door de pandemie onacceptabel zou zijn. De rechtbank benadrukte dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat Italië zich zal houden aan internationale verplichtingen, waaronder het verbod op refoulement. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4020
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R.A.P.M. van der Zanden ).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.C. Okori. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek van eiser om internationale bescherming. Met het fictieve claimakkoord wordt aangenomen dat Italië het asielverzoek zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en zijn internationale verplichtingen. Daarbij geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
2. De door eiser ingeroepen rapporten van SFH van 21 januari 2020 en AIDA van 27 mei 2020 geven geen aanleiding hiervan af te wijken. De rechtbank verwijst hiervoor naar uitspraken van diverse zittingsplaatsen [1] .
3. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan worden uitgegaan dat eiser in Italië op toereikende wijze wordt opgevangen. Eiser heeft zijn stelling dat dit vanwege de uitbraak van Covid-19 moet worden betwijfeld niet onderbouwd.
4. Evenzeer mag er van uit worden gegaan dat Italië zich zal houden aan het verbod van refoulement. Indien eiser meent dat hij ten onrechte wordt uitgezet door Italië, dient hij daarover te klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Ook voor zover eiser meent dat zijn strafproces in Italië niet eerlijk verloopt, kan hij daarover eerst in Italië en zo nodig daarna bij het EHRM klagen.
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de Covid-19 pandemie niet afdoet aan de juistheid van het overdrachtsbesluit. Indien vanwege Covid-19 niet kan worden overgedragen aan Italië is dat een tijdelijke feitelijke belemmering. Eerst na het verstrijken van de overdrachtstermijn heeft dit ook juridische gevolgen. De omstandigheid dat eiser geen zekerheid heeft over zijn asielverzoek, zolang hij niet is overgedragen is inherent aan de uitvoering van de Dublinverordening.
6. Er is geen aanleiding voor de conclusie dat het bestreden besluit moet worden vernietigd vanwege onvoldoende zorgvuldige voorbereiding of motivering of vanwege het evenredigheidsbeginsel.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van zittingsplaatsen Middelburg van 28 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7667 en van Haarlem van 9 oktober 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7877.