ECLI:NL:RBDHA:2021:5746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag urgentieverklaring voor sociale woning door het dagelijks bestuur van Holland Rijnland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. Eiser had een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, omdat hij en zijn gezin in een te klein appartement woonden. De aanvraag werd afgewezen op 28 mei 2020, en het bezwaar daartegen werd op 14 september 2020 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat zijn echtgenote lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en dat de huidige woonsituatie schadelijk is voor haar gezondheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een urgentieverklaring, zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2019. De rechtbank benadrukte dat de aanvraag was afgewezen omdat de woonnoodsituatie door eiser en zijn echtgenote zelf was veroorzaakt door gezinsuitbreiding zonder adequate woonruimte. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere hardheid was die een afwijking van de verordening rechtvaardigde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en verweerder hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7091

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

Het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Smittenaar).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 14 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, overeenkomstig het advies van de Regionale Commissie Bezwaarschriften van
1 september 2020, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2021 via een videoverbinding.
Eiser, zijn echtgenote en E. Marouf, pyscholoog en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 3 maart 2020 heeft eiser bij verweerder een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Eiser en zijn echtgenote wonen samen met hun tweejarige dochter in een klein appartement met één slaapkamer. De woning is te klein voor het gezin. De dochter slaapt in de woonkamer. Hierdoor zijn eiser en zijn echtgenote beperkt in het dagelijks functioneren. Met name zijn echtgenote ervaart grote last van de woonsituatie. Zij is depressief en verdrietig. Sinds de bevalling is zij aan het tobben met haar gezondheid. Zij heeft er veel verdriet van dat zij ook haar oudere negentienjarige, die een verstandelijke beperking heeft, niet meer thuis kan ontvangen of laten logeren omdat de beperkte woonruimte dit niet toelaat.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat er sprake is van een acute woonnoodsituatie die niet door betrokkene zelf is veroorzaakt of kon worden voorkomen of kan worden opgelost (artikel 20, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2019 (Huisvestingsverordening)). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat gezinsuitbreiding zonder te beschikken over adequate woonruimte voor eisers eigen verantwoordelijkheid moet komen. Verweerder heeft geen reden gezien om aan eiser met toepassing van artikel 33 van de Huisvestingsverordening in afwijking van de verordening een urgentieverklaring te verstrekken. In bezwaar heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Regionale Commissie Bezwaarschriften van 1 september 2020, de afwijzing gehandhaafd.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan, kort samengevat, dat bij zijn echtgenote sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) met ernstige depressieve kenmerken. Zij lijdt ernstig onder de woonsituatie omdat zij geen enkele ruimte heeft om tot rust te komen. De woonkamer wordt gebruikt als slaapkamer voor hun dochter. Zijn echtgenote is al twee jaar sociaal geïsoleerd omdat zij geen bezoek kan ontvangen in de woning. Vanwege de psychische en lichamelijke klachten is zij op dit moment niet in staat om zelf de sociale contacten te onderhouden en naar vrienden toe te gaan. Het is in het kader van de behandeling van groot belang dat zijn echtgenote kan stabiliseren en herstellen. De huidige woonsituatie geeft hier echter geen enkele gelegenheid toe.
4. In het verweerschrift heeft verweerder een reactie op het beroepschrift gegeven.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingsverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, beoordelings- en beleidsruimte toekomt. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder bij de verlening van woonurgentieverklaringen een streng beleid voert. De reden daarvoor is dat er veel vraag is naar sociale huurwoningen en sprake is van vaak lange wachttijden. Daarom is het niet onredelijk dat niet zonder strikte voorwaarden voorrang wordt gegeven op andere woningzoekenden. Zoals verweerder ook in het bestreden besluit heeft opgenomen moeten andere woningzoekenden voor iedere urgentieverklaring die wordt afgegeven langer wachten op de door hen gewenste woning.
7. De rechtbank ziet in wat eiser in beroep heeft aangevoerd, voor zover dit een herhaling betreft van dat wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser heeft immers in zoverre niet aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit.
8. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser en zijn echtgenote hadden kunnen voorzien dat de woning niet geschikt is voor een gezin. Eiser en zijn echtgenote zijn in het tweekamerappartement gaan wonen en hebben daarna gekozen voor gezinsuitbreiding. Omdat er sprake is van een woonnoodsituatie die door eiser en zijn echtgenote zelf is veroorzaakt, of kon worden voorkomen, heeft verweerder de urgentieverklaring op grond van artikel 20, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening mogen weigeren.
Omdat niet is voldaan aan deze zogenoemde bovenliggende voorwaarde heeft verweerder de aanvraag terecht niet inhoudelijk getoetst aan artikel 20, derde lid, van de Huisvestingsverordening. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de medische dan wel psychosociale problemen die eisers echtgenote als gevolg van de woonsituatie ondervindt.
9. Verder overweegt de rechtbank dat in gevallen van bijzondere hardheid verweerder een urgentieverklaring kan verlenen. Hoewel de woonsituatie van eisers gezin verre van ideaal is en het gezien de psychische gezondheidstoestand van zijn echtgenote wenselijk is dat eiser met zijn gezin naar een grotere woning verhuist, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afwijzing van het verzoek geen geval van bijzondere hardheid oplevert. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat er een grote schaarste is aan sociale woningen in de regio en dat bij eiser geen sprake is van een dusdanig ernstige en afwijkende situatie dat voorrang op andere woningzoekenden gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bovendien de inschrijfduur van eiser, het beperkte zoekprofiel en het beperkte zoekgebied dat hij hanteert in zijn nadeel mogen meewegen.
10. De rechtbank merkt nog het volgende op. Verweerder heeft er tijdens de zitting in bezwaar op 26 augustus 2020 en in zijn verweerschrift op gewezen dat eiser gelet op zijn inschrijftijd (inmiddels van vier jaar, 7 maanden en twintig dagen) in aanmerking zou moeten kunnen komen voor een etagewoning met twee slaapkamers, vanaf de eerste etage met of zonder lift. De rechtbank herhaalt het advies van verweerder om ook te reageren op andere woningen dan eengezinswoningen en op woningen in de hele regio. Eiser zal zijn zoekprofiel daarop moeten afstemmen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Huisvestingsverordening Holland-Rijnland 2019

Artikel 20
[…]
5. Een urgentieverklaring wordt alleen verleend, indien:
[…]
c. sprake is van een acute woonnoodsituatie die niet door betrokkene zelf is
veroorzaakt of kon worden voorkomen of kan worden opgelost.
Artikel 33
Het Dagelijks Bestuur en de door haar op grond van deze verordening ingestelde
urgentiecommissie zijn bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze
verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de
aanvrager gemotiveerd af te wijken van deze verordening.