ECLI:NL:RBDHA:2021:5746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag urgentieverklaring voor sociale woning door het dagelijks bestuur van Holland Rijnland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. Eiser had een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, omdat hij en zijn gezin in een te klein appartement woonden. De aanvraag werd afgewezen op 28 mei 2020, en het bezwaar daartegen werd op 14 september 2020 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat zijn echtgenote lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en dat de huidige woonsituatie schadelijk is voor haar gezondheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een urgentieverklaring, zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2019. De rechtbank benadrukte dat de aanvraag was afgewezen omdat de woonnoodsituatie door eiser en zijn echtgenote zelf was veroorzaakt door gezinsuitbreiding zonder adequate woonruimte. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere hardheid was die een afwijking van de verordening rechtvaardigde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en verweerder hoefde geen proceskosten te vergoeden.