ECLI:NL:RBDHA:2021:5622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
8927802 RP VERZ 20-50709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van salaris na onrechtmatig ontslag

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werkneemster die onterecht op staande voet was ontslagen door haar werkgever, een vennootschap onder firma. De werkneemster had op 14 december 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzocht om te verklaren dat het ontslag op staande voet geen stand houdt en om vergoeding van een billijke vergoeding, een eindafrekening en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 februari 2021, waarbij de werkneemster in persoon en met haar gemachtigde aanwezig was, terwijl de werkgever niet verschenen was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet op 25 juli 2020 via een Whatsapp-bericht was gegeven, maar dat dit ontslag niet voldeed aan de vereisten voor een dergelijk ontslag. De kantonrechter oordeelde dat de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW in dit geval niet van toepassing was, omdat de werkgever niet in de eerdere procedure was verschenen en de werkneemster hierdoor in haar procespositie was geschaad. De kantonrechter heeft de werkneemster ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

De rechter heeft vervolgens geoordeeld dat de werkneemster recht heeft op doorbetaling van haar salaris tot 1 juli 2021, een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De totale vergoeding die aan de werkneemster werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten, bedroeg € 24.589,62 netto. De werkgever werd ook veroordeeld tot het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties en het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/bc
Zaaknr.: 8927802 RP VERZ 20-50709
Uitspraakdatum: 12 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: werkneemster,
gemachtigde: mevr. mr. A.J.G. Heemskerk (Bodee Advocaten),
tegen
de vennootschap onder firma
[naam vof],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
alsmede haar vennoten
[vennoot 1] ,wonende te [woonplaats] , en
[vennoot 2], wonende te [woonplaats] ,
verwerende partijen,
verder te noemen: [naam vof] ,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Werkneemster heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met 15 producties (nrs. 1 en 15), bij de griffie ingekomen op 14 december 2020, verzocht -kort gezegd- te verklaren voor recht dat het 25 juli 2020 gegeven ontslag geen stand houdt en vergoeding door onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en een eindafrekening toe te kennen.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is gehouden op 26 februari 2021. Daarbij is werkneemster in persoon verschenen samen met haar gemachtigde. [naam vof] is ondanks een oproeping per exploit van 13 januari 2021 niet verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is uitspraak op het verzoekschrift bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Werknemer is op 1 juli 2020 voor 40 uur per week in dienst getreden bij [naam vof] als [functie] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar. Haar salaris bedroeg € 1.800,-- netto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Werkneemster is op 25 juli 2020 via een Whatsapp-bericht ontslagen.

3.Het verzoek

3.1.
Werkneemster verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: (a) te verklaren voor recht, dat het ontslag op staande voet geen stand houdt; (b) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van een billijke vergoeding van € 19.400,-- netto; (c) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van een vergoeding van € 1.944,-- netto wegens onregelmatige opzegging; (d) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van de eindafrekening van het dienstverband per 25 juli 2020 berekend op een bedrag van
€ 2.256,23 netto; (e) [naam vof] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over het niet betaalde salaris van juli 2020 zijnde € 949,39 netto;
Subsidiair: (a) te verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet geen stand houdt; (b) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van een door de kantonrechter nader te bepalen netto billijke vergoeding; (d) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van de eindafrekening van het dienstverband per 25 juli 2020 berekend op een bedrag van € 2.256,23 netto; (e) [naam vof] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over het niet betaalde salaris van juli 2020 zijnde € 949,39 netto;
Meer subsidiair: Voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet: (a) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van de eindafrekening van het dienstverband per 25 juli 2020 berekend op een bedrag van
€ 2.256,23 netto; (b) [naam vof] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over het niet betaalde salaris van juli 2020 zijnde € 949,39 netto;
Primair en subsidiair en meer subsidiair: (a) [naam vof] te veroordelen in de kosten van het geding, het salaris gemachtigde daaronder begrepen alsmede de nakosten; (b) [naam vof] te veroordelen tot betaling aan werkneemster van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening; (c) [naam vof] te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke gespecificeerde loonspecificaties over de maanden juni en juli 2020 en van de eindafrekening binnen twee weken na het uitspreken van de beschikking in deze kwestie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat [naam vof] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen.
3.2.
Aan het verzoek legt werkneemster - kort gezegd - ten grondslag dat het op 25 juli 2020 gegeven ontslag op geen enkele manier voldoet aan de vereisten voor een ontslag op staande voet en dat [naam vof] als gevolg daarvan een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd is, alsmede een billijke vergoeding.

4.Het verweer

4.1.
[naam vof] is niet in de procedure verschenen. Van haar is geen verweer bekend.

5.De beoordeling

5.1.
Voordat de kantonrechter kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het ontslag op staande voet heeft hij eerst te beoordelen of werkneemster nog wel ontvankelijk is in haar verzoek. Het ontslag op staande voet is immers op 25 juli 2020 gegeven en het verzoekschrift is pas op 14 december 2020 binnengekomen bij de griffie van de rechtbank. Dat is buiten de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW.
5.2.
Op 29 oktober 2020 is op verzoek van werkneemster een beschikking gegeven tegen de besloten vennootschap [naam B.V.] Deze beschikking bleek bij tenuitvoerlegging gegeven te zijn tegen een niet bestaande (besloten) vennootschap. In de procedure die tot de beschikking van 29 oktober 2020 heeft geleid was de verwerende partij opgeroepen via haar (destijds) gemachtigde. Niettemin is in die procedure geen verweerder verschenen.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [naam vof] zelf en situatie in het leven geroepen, waarbij haar identiteit onduidelijk is gebleven. In de arbeidsovereenkomst staat zij aangeduid als volgt:
1. De besloten vennootschap in firma, gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] aan de [adres 1] , in deze vertegenwoordigd door: [vennoot 1] en [vennoot 2] , hierna te noemen “Werkgever”.De naam ‘ [naam vof] ’ wordt niet eens vermeld.
5.4.
Pas nadat de gemachtigde van werkneemster een nieuw verzoekschrift wilde laten betekenen aan [naam vof] bleek dat alleen een vennootschap onder firma onder de naam [naam vof] , gevestigd te [adres 2] in het Handelsregister is ingeschreven met een omschrijving die enigszins voldeed aan wat de identiteit van de werkgever van werkneemster zou kunnen zijn.
5.5.
In navolging van hetgeen een ambtgenote van de kantonrechter eerder op 26 april 2016 als eens beslist heeft in een beschikking met kenmerk ECLI:NL:RBDHA:2016:6785 is de kantonrechter van oordeel dat de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW in het voorliggende geval toepassing moet missen. Onweersproken staat vast dat in de eerdere procedure op 10 september 2020 een gemachtigde (advocaat) gemeld heeft. Dat betekent dat de werkgever van werkneemster op 10 september 2020 ermee bekend was dat werkneemster zich niet bij het ontslag op staande voet zou neerleggen. Die datum was binnen de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW en die datum houdt de kantonrechter aan voor de beoordeling of het verzoek tijdig is gedaan. Door niet in de eerste procedure te verschijnen is werkneemster in haar procesvoering geschaad en dat mag niet ten nadele van haar strekken. Oftewel, werkneemster is ontvankelijk in haar verzoek.
5.6.
Op 25 juli 2020 zou [naam vof] werkneemster per Whatsapp-bericht hebben ontslagen. Het betreffende bericht is echter uit de conversatie verwijderd. Niettemin heeft [naam vof] daarna niets gedaan om werkneemster weer in staat te stellen haar werkzaamheden op normale wijze uit te voeren. Uit de door werkneemster overgelegde Whatsapp-berichten blijkt niet dat partijen op een normale wijze met elkaar omgingen, in ieder geval duiden de berichten van [naam vof] een werkneemster er niet op dat vanuit [naam vof] enige poging is gedaan om op een normale wijze als goed werkgever te communiceren en ook niet dat enige poging is gedaan om de verhoudingen te herstellen. Uit een en ander leidt de kantonrechter af dat werkneemster inderdaad op 25 juli 2020 is ontslagen.
5.7.
In het midden kan blijven of het ontslag een ontslag op staande voet was of een onregelmatige opzegging. In beide gevallen zal, gelet op het feit dat werkneemster te kennen heeft gegeven te berusten in het ontslag, een en ander leiden tot doorbetaling van het salaris over de gehele periode, dat de arbeidsovereenkomst nog zou duren, namelijk tot 1 juli 2021. Nu werkneemster op grond van onterecht ontslag op staande voet deze procedure heeft ingestoken zal de kantonrechter ook op die grond oordelen.
5.8.
Het feit dat het ontslag op staande voet als onrechtmatig valt aan te merken betekent tegelijkertijd dat [naam vof] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens werkneemster. Als gevolg daarvan heeft werkneemster recht op een billijke vergoeding.
5.9.
Daarnaast heeft werkneemster recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Omdat zonder opzegging de arbeidsovereenkomst nog tot 1 juli 2021 had kunnen duren acht de kantonrechter een vergoeding wegens onregelmatige opzegging vermeerderd met een billijke vergoeding, die samen optellen tot het salaris tot en met juni 2021 gepast. In totaal betreft dat het salaris over elf maanden, dat wil zeggen elf maal € 1.944 netto, maakt € 21.384,- netto.
5.10.
Daarnaast zal het verzochte salaris over de maand juli 2020 van € 2.256,23 netto worden toegewezen. over dat bedrag zal een wettelijke verhoging van € 949,39, als verzocht worden toegewezen.
5.11.
Over alle toegewezen bedragen zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening.
5.12.
Ook de vordering tot afgifte van deugdelijke loonspecificaties zal worden toegewezen en daaraan zal, als verzocht, een dwangsom worden verbonden van € 250,- per dag met een maximum van € 5.000,-
5.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [naam vof] tenslotte worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van werkneemster, begroot op € 457,00, alsmede in de nakosten als na te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet geen stand houdt;
6.2.
veroordeelt [naam vof] tot betaling aan werkneemster van een bedrag van
€ 24.589,62 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [naam vof] tot het verstrekken van deugdelijke gespecificeerde loonspecificaties over de maanden juni en juli 2020 en van de eindafrekening binnen twee weken na betekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van
€ 250,- per dag voor iedere dag dat [naam vof] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000,-;
6.4
veroordeelt [naam vof] in de proceskosten aan de zijde van werkneemster,
begroot op € 457,00, waaronder begrepen een bedrag van € 374,00 als salaris van de
gemachtigde van werkneemster, alsmede tot betaling van € 93,30 aan nasalaris, voor
zover werkneemster daadwerkelijk nakosten zal maken.
6.4.
verklaart deze beschikking wat betreft de punten 6.2 tot en met 6.4 van het dictum uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en is op 12 maart 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.