ECLI:NL:RBDHA:2016:6785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
4829493 RP VERZ 16-50117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om transitievergoeding en wijziging van verzoekschrift tegen verkeerde vennootschap

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Publiq Services B.V., gericht op het verkrijgen van een transitievergoeding. Het verzoek was aanvankelijk ingediend tegen de verkeerde vennootschap, namelijk Publiq B.V., maar tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] aangegeven dat dit een vergissing was en dat het verzoek moest worden gewijzigd naar Publiq Services B.V. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de wijziging van de tenaamstelling geen nadelige gevolgen heeft gehad voor de verwerende partij, aangezien deze al op de hoogte was van het verzoek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] recht heeft op een transitievergoeding van € 2.520,- bruto, omdat Publiq Services B.V. niet aan haar verplichtingen heeft voldaan om deze vergoeding uit te betalen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de kosten die Publiq Services B.V. heeft gemaakt voor de opleiding van [verzoekster] niet in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding, omdat niet aan de voorwaarden van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding is voldaan. De kantonrechter heeft Publiq Services B.V. veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, inclusief wettelijke rente, en tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie. Daarnaast is Publiq Services B.V. veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 321,-, en is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
ae
Zaaknr.: 4829493 RP VERZ 16-50117
26 april 2016

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
procederend in persoon,
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Publiq Services B.V.,

gevestigd te Den Haag,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. B.G. den Outer-Kroon.
Partijen worden in het hiernavolgende aangeduid als “ [verzoekster] ” en “Publiq Services”.

Het procesverloop

1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingekomen op 30 december 2015;
  • het verweerschrift met producties;
  • de beschikking van de kantonrechter te Midden-Nederland van 9 februari 2016 waarbij de zaak is verwezen naar de kantonrechter te Den Haag;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 12 april 2016 gehouden mondelinge behandeling.

De feiten

2. [verzoekster] , geboren op [1981] , is van [2013] tot [2015] in dienst geweest bij Publiq Services in de functie van “ [functie] ” tegen een salaris van € [xx] bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
3. Aanvankelijk is tussen partijen een arbeidsovereenkomst aangegaan voor de bepaalde tijd van 24 maanden en dus voor de periode van [2013] tot [2015] . De arbeidsovereenkomst is vervolgens verlengd tot [2015] .
4. De arbeidsovereenkomst is aangegaan in het kader van een traineeprogramma, inhoudende een tweejarige opleiding van Publiq Services waarbij onder begeleiding van de werkgever al roulerend bij verschillende overheidspartners ervaring worden opgedaan in diverse opdrachten gericht op de ontwikkeling van de trainee ter voorbereiding op een dienstverband binnen de overheid. Onderdeel van het traineeprogramma is het volgen van de opleiding “de Master of Public Information Management” (hierna: MPIM). Feitelijk komt het traineeprogramma erop neer dat de trainees vier dagen per week werkzaam zijn op een opdracht binnen de overheid en één dag in de week de opleiding volgen.
5. Aan [verzoekster] is door Publiq Services na het eindigen van het dienstverband geen transitievergoeding uitbetaald.

Het verzoek

6. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter – nadat zij haar verzoekschrift ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft gewijzigd – Publiq Services te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van deze beschikking:
  • de transitievergoeding van € 2.520,- bruto te betalen;
  • een deugdelijke bruto/netto specificatie ter zake van die transitievergoeding te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van deze beschikking waarbinnen Public Services niet aan deze beschikking voldoet;
  • de buitengerechtelijke kosten conform de staffel WIK te betalen;
  • de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf de opeisbaarheid van die bedragen tot de dag der algehele voldoening te betalen,
met veroordeling van Publiq Services in de kosten van de procedure, met de wettelijke rente daarover en de nakosten.
7. Aan haar vordering legt [verzoekster] – naast hetgeen hiervoor onder de feiten is vermeld – ten grondslag dat Publiq Services gezien de leeftijd van [verzoekster] en de lengte van het dienstverband aan [verzoekster] een transitievergoeding van € 2.520,- bruto verschuldigd is en dat Publiq Services ten onrechte weigert de transitievergoeding uit te betalen met een beroep op het bepaalde in artikel 7:673 lid 6 aanhef en onder b BW.
8. Publiq Services voert gemotiveerd verweer, waarop in het navolgende – voor zover nodig voor de beslissing – zal worden ingegaan.

De beoordeling

9. [verzoekster] heeft haar verzoekschrift aanvankelijk tegen Publiq B.V. gericht, terwijl niet Publiq B.V. maar Publiq Services B.V. de werkgever van [verzoekster] is geweest. Bij de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] medegedeeld dat de tenaamstelling in het verzoekschrift berustte op een vergissing en dat zij haar verzoek wijzigt in die zin dat in plaats van Publiq B.V. Publiq Services B.V. moet worden gelezen.
10. Bij de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van Publiq B.V. desgevraagd verklaard ook namens Publiq Services B.V. op te treden, maar zich op het standpunt gesteld dat [verzoekster] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, omdat dit was gericht tegen de verkeerde partij. Voor zover die fout kan worden gerectificeerd is de vervaltermijn van drie maanden als bedoeld in artikel 7:686a lid 4 sub b BW overschreden, aldus de gemachtigde van Publiq B.V. en Publiq Services.
11. De kantonrechter stelt voorop dat het verzoek ex artikel 7:673 BW van [verzoekster] tot toekenning aan haar van de transitievergoeding reeds op 30 december 2015 en daarmee binnen de vervaltermijn van drie maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen partijen is ingediend.
12. Met de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) loopt de wetgever door de verruiming van de toepasselijkheid van de verzoekschriftprocedure in het ontslagrecht vooruit op de toekomstige deformalisering van het procesrecht. Ook en wellicht juist in de verzoekschriftprocedure dient de mogelijkheid te bestaan om op eenvoudige wijze (kleine) omissies te verbeteren, mits de andere partij niet in haar belang is geschaad.
13. Naar het oordeel van de kantonrechter verzet in het onderhavige geval niets zich er tegen dat de fout in het verzoekschrift wordt hersteld. In een geval als de onderhavige waarbij de herstelde fout een wijziging van partij waartegen het verzoekschrift is gericht betreft, dient de “nieuwe” verwerende partij van de wijziging op de hoogte te worden gesteld en in de gelegenheid te worden gesteld op het gewijzigde verzoekschrift te reageren. Aan die voorwaarde is in dit geval voldaan.
14. De kantonrechter stelt voorts vast dat Publiq Services door de verkeerde tenaamstelling in het oorspronkelijke verzoekschrift niet in haar mogelijkheden om verweer te voren is geschaad. Publiq Services B.V. is de dochter maatschappij van Publiq B.V.. De bestuurder van Publiq Services B.V. was derhalve al sinds de indiening van het verzoekschrift op de hoogte van het verzoek van [verzoekster] . Gelet op het feit dat, zoals namens Publiq B.V. en Publiq Services naar voren is gebracht, alle werknemers bij Publiq Services B.V. zijn ondergebracht en Publiq B.V. geen werknemers in dienst heeft, kan er bij Publiq B.V. en Publiq Services B.V. geen onduidelijkheid hebben bestaan over de vraag tegen welke partij de inhoud van het verzoekschrift zich daadwerkelijk richtte. Tegen deze achtergrond zal [verzoekster] ontvankelijk worden verklaard in haar gewijzigde verzoek en zal de kantonrechter overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
15. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat [verzoekster] in beginsel aanspraak kan maken op een transitievergoeding.
16. Publiq Services beroept zich erop dat de door haar ten behoeve van [verzoekster] gemaakte kosten voor de opleiding MPIM kwalificeren als kosten in de zin van artikel 4 van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding (hierna: het Besluit), zodat zij deze kosten op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 6 BW op de uit te keren transitievergoeding in mindering heeft gebracht.
17. De kantonrechter is evenwel met [verzoekster] van oordeel dat niet aan de voorwaarden in artikel 4 van het Besluit is voldaan. Het Besluit vereist immers dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan om de werknemer in de gelegenheid te stellen die opleiding te volgen en na afronding van die opleiding, of na tussentijdse beëindiging daarvan,
niet, of met een tussenpoos van meer dan zes maanden, wordt voortgezet. Hoewel op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht kan worden vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst in elk geval mede is aangegaan om de [verzoekster] in de gelegenheid te stellen de MPIM opleiding te volgen, volgt uit de eigen stellingen van Public Services eveneens dat de arbeidsovereenkomst na het beëindigen van de opleiding van [verzoekster] , op verzoek van de laatste opdrachtgever van [verzoekster] , nog zes maanden is voortgezet teneinde [verzoekster] in de gelegenheid te stellen haar opdracht voor die opdrachtgever af te ronden. Dat het bij aanvang van het dienstverband tussen partijen niet de intentie was van partijen om de arbeidsovereenkomst na afronding of beëindiging van de opleiding te laten voortduren doet daaraan niet af.
18. Overigens kwalificeert de MPIM opleiding naar het oordeel van de kantonrechter evenmin als een opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 van het Besluit, zodat ook daarom geen recht bestaat om de kosten van de opleiding op de transitievergoeding in mindering te brengen. Gesteld noch gebleken is immers dat aan de in artikel 7.7 lid 3, 4 en 5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de Wet) bedoelde eisen is voldaan. Van een duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet is dan ook geen sprake. Door [verzoekster] is bovendien onweersproken gesteld dat deelname van de MPIM ook open staat voor anderen dan de trainees van Publiq Services en dat van dergelijke deelnemers niet wordt verlangt dat zij enige arbeidsovereenkomst hebben.
19. De conclusie is dat de kantonrechter niet gebleken is dat de door Public Services gestelde kosten in mindering kunnen worden gebracht op de aan [verzoekster] toekomende transitievergoeding. Het verzoek Public Services te veroordelen tot uitbetaling van die vergoeding wordt derhalve toegewezen, evenals het verzoek ten aanzien van de bruto/netto specificatie. De wettelijke rente over de transitievergoeding zal conform het bepaalde in artikel 7:686a lid 1, tweede volzin BW, worden toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De kantonrechter ziet geen aanleiding aan die veroordelingen een dwangsom te verbinden. Dat deel van het verzoek wordt afgewezen.
20. [verzoekster] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [verzoekster] heeft evenwel niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het verzoek ten aanzien van die kosten is dan ook niet toewijsbaar.
21. Public Services zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Nu [verzoekster] in persoon verschenen is, zullen de noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten tot op heden aan haar kant forfaitair worden vastgesteld op een bedrag van € 100,-. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

6. De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Public Services tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoekster] van de transitievergoeding van € 2.520,- bruto, met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Public Services om binnen twee dagen na betekening van deze beschikking een deugdelijke bruto/netto specificatie ter zake van de transitievergoeding aan [verzoekster] te verstrekken;
veroordeelt Public Services tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 321,-, te weten: € 221,- aan griffierecht en € 100,- ter zake van de door [verzoekster] gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten en verletkosten, en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Public Services tot betaling van € 50,- aan nasalaris, voor zover [verzoekster] daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kantonrechter en op 26 april 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.