ECLI:NL:RBDHA:2021:5528
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een machtiging tot voorlopig verblijf voor een vreemdeling die niet voldoet aan het inburgeringsvereiste
In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse vreemdeling, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid werd afgewezen. Eiser heeft op 24 december 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 1 december 2020, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 april 2021, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. F. Boone, en de staatssecretaris door mr. G.T. Cambier.
Eiser stelt dat hij niet voldoet aan het inburgeringsvereiste, omdat hij niet is geslaagd voor het basisexamen inburgering in het buitenland. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit aangegeven dat eiser niet in aanmerking komt voor ontheffing van dit vereiste, ondanks de door eiser aangevoerde persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn chronische neuropsychiatrische aandoening en analfabetisme. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van eiser en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser niet in staat zou zijn om de nodige inspanningen te leveren voor het examen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor ontheffing van de inburgeringsplicht. De rechtbank heeft de belangenafweging van de staatssecretaris, waarbij het belang van de Nederlandse overheid werd afgewogen tegen het persoonlijk belang van eiser, niet onredelijk geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.