ECLI:NL:RBDHA:2021:5464
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel; proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft eiseres op 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 11 juli 2019. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 29 juni 2020 geoordeeld dat het beroep gegrond was, en de staatssecretaris opgedragen om binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Op 9 februari 2021 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld, omdat er opnieuw niet tijdig was beslist. Eiseres heeft later bericht dat de staatssecretaris op 4 mei 2021 op haar aanvraag had beslist, waarna zij het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank kan besluiten om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, omdat eiseres is tegemoetgekomen. Eiseres heeft rechtsbijstand ontvangen van een derde, en de rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het gewicht van de zaak als licht beoordeeld, aangezien het enkel ging om het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.