ECLI:NL:RBDHA:2021:5396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
FT RK 21/115 en 116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsanering met betrekking tot een verzoeker met een inkomen onder bijstandsniveau en onroerend goed op Curaçao

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en een verzoek tot goedkeuring van een door de verzoeker aangeboden schuldregeling. De verzoeker, een 86-jarige weduwnaar met een inkomen onder bijstandsniveau, had een totale schuld van € 14.965,05 aan zes schuldeisers, waarvan Metterwoon Vastgoed B.V. de grootste vordering had. De verzoeker had een schuldregeling aangeboden, die door de andere schuldeisers was aanvaard, maar door verweerster was geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van verweerster niet in redelijkheid kon worden volgehouden, gezien de omstandigheden van de verzoeker en het feit dat de andere schuldeisers wel akkoord gingen met de regeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers onevenredig geschaad zouden worden door de weigering van verweerster. De rechtbank heeft daarom de verzochte schuldregeling toegewezen en het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing houdt in dat verweerster moet instemmen met de schuldregeling, terwijl het verzoek tot schuldsanering niet meer relevant is geworden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/09/607204 / FT RK 21/115 en C/09/607205 / FT RK 21/116
vonnis van 27 mei 2021, bij vervroeging
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
hierna: verzoeker,
tegen
Metterwoon Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door Korenhof en Partners,
gevestigd te Den Haag,
hierna: verweerster.

1.De procedure

1.1
Op 9 februari 2021 is door verzoeker tegelijk met het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw).
1.2
Het verzoek de schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door verzoeker aangeboden schuldregeling is behandeld ter zitting van 20 mei 2021. Gezien zijn huidige fysieke en geestelijke gesteldheid is verzoeker niet ter zitting verschenen. Namens verzoeker is M.A.T. Noordzij (beschermingsbewindvoerder, Noordzij Insolventies B.V.) verschenen en gehoord. Namens verweerster is [X] verschenen en gehoord.
1.3
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Volgens de overgelegde schuldenlijst heeft verzoeker een totale schuld van € 14.965,05 aan 6 schuldeisers.
2.2
De twee vorderingen van verweerster op verzoeker bedragen in totaal € 7.133,36. Dit is 47,67% van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoeker is bij brieven van 14 december 2020 en 18 december 2020 een schuldregeling aangeboden, in de vorm van een prognoseakkoord. Dit voorstel houdt in dat aan concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van 10,95%, te reserveren in een periode van 36 maanden, tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.4
De aangeboden schuldregeling is door verweerster geweigerd en door de andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
De verzoeker stelt dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die hij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
3.2
Verweerster heeft, samengevat, het volgende aan haar weigering ten grondslag gelegd. Verzoeker bezit een onroerende zaak op Curaçao. Het is onduidelijk wat deze zaak waard is. Daarom is goed en gedegen onderzoek nodig door een in het kader van de wettelijke schuldsanering te benoemen bewindvoerder. Het is bovendien volstrekt onduidelijk of de waarde van de onroerende zaak in het kader van een dwangakkoord wel ten gunste van de schuldeisers zal komen. Verweerster verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank van 18 maart 2021 [1] , waarbij sprake zou zijn van een vrijwel identieke situatie. Nu verweerster sinds begin 2020 tevergeefs wacht op de verkoop van de onroerende zaak en er evenmin op andere wijze gelden zijn vrijgemaakt ten behoeve van de schuldeisers wordt de voorkeur gegeven aan de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: WSNP), die met meer waarborgen is omgeven. De kosten die samenhangen met de wettelijke schuldsanering kunnen bovendien door schuldenaar worden voldaan uit de opbrengst van de verkoop van de onroerende zaak.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze schuldregeling leidt er toe dat de schuldeisers afstand moeten doen van een deel van hun vordering. Een verzoek om weigerende schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, zal alleen dan worden toegewezen als deze schuldeisers in redelijkheid de schuldregeling niet hebben kunnen weigeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen enerzijds het belang van verweerster bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoeker of van de schuldeisers die met de schuldregeling hebben ingestemd. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
4.2
Van de 6 schuldeisers van verzoeker is uitsluitend verweerster niet akkoord met het voorstel dat door verzoeker is gedaan.
4.3
Verzoeker is 86 jaar oud en weduwnaar. Hij ontvangt maandelijks een AOW-uitkering en een klein pensioen. Hij wordt door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op zijn AOW-uitkering gekort, omdat hij op Curaçao (Nederlandse Antillen) een onroerende zaak bezit. Door deze korting ligt het inkomen van verzoeker onder bijstandsniveau. Hiermee staat vast dat op dit moment sprake is een problematische schuldensituatie.
4.4
Schuldenaar woont zelfstandig, maar verblijft tijdelijk in een verzorgingstehuis in [A]. Vanwege psychische problematiek wordt gekeken naar een beschermde woonvorm. Schuldenaar staat sinds 8 oktober 2019 onder beschermingsbewind. Sindsdien is sprake van een stabilisatie van zijn uitgaven, worden de vaste lasten betaald en ontstaan er geen nieuwe schulden. Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder aangegeven dat hij sinds begin 2020 actief bezig is met de verkoop van een onroerende zaak van schuldenaar op Curaçao. Deze onroerende zaak is zowel door de Sociale Verzekeringsbank als door de ingeschakelde verkopende makelaar getaxeerd, op een bedrag van € 180.000,-. De kantonrechter heeft toestemming gegeven voor de verkoop van de onroerende zaak. Op dit moment stagneert de verkoop door de lockdown op Curaçao. Zodra deze voorbij is kan het verkoopproces van start gaan. Er hebben zich inmiddels ook al drie potentiële kopers gemeld, aldus de beschermingsbewindvoerder. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de beschermingsbewindvoerder actief bezig is met de verkoop van de onroerende zaak en dat deze verkoop binnen afzienbare tijd valt te verwachten. Deze verkoop is niet alleen in het belang van de schuldeisers, maar ook in het belang van schuldenaar aangezien hij daardoor zicht heeft op een maandelijks inkomen boven het bijstandsniveau. Het huidige voorstel is met voldoende waarborgen omgeven en moet worden beschouwd als het maximaal haalbare, zeker gelet op de relatief geringe kosten die samenhangen met het beschermingsbewind.
4.5
Het beroep van verweerster op de uitspraak van deze rechtbank van 18 maart 2021 treft geen doel. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesproken van een vrijwel identieke situatie, nu in bedoeld vonnis sprake was van een onroerende zaak waarop een recht van vruchtgebruik was gevestigd en de waarde daarvan niet was vastgesteld.
4.6
Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerster gelet op al het bovenstaande in redelijkheid niet in haar weigering tot instemming met het akkoord worden gevolgd en worden de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers met deze weigering onevenredig geschaad. De verzochte schuldregeling zal worden toegewezen.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat verzoeker geen belang meer heeft bij zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt verweerster in te stemmen met de onder 2.3 bedoelde schuldregeling;
5.2
wijst af het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. A.C.M. Höppener, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2021 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.