Uitspraak
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een schuldregeling, ingediend door verzoekers die in financiële problemen verkeren. De verzoekers hebben een totale schuld van € 109.915,43 aan verschillende schuldeisers, waaronder ING Bank en Hoist Kredit AB. Op 9 februari 2021 hebben zij een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, vergezeld van een voorstel voor een schuldregeling. Dit voorstel werd echter door de verweersters, ING en Hoist, afgewezen, omdat zij van mening waren dat het aanbod niet in verhouding stond tot de hoogte van hun vorderingen en dat er onvoldoende duidelijkheid was over de waarde van een vermogensbestanddeel in het buitenland.
Tijdens de zitting op 11 maart 2021 zijn de verzoekers gehoord, maar IGSD, een andere schuldeiser, is niet verschenen. De rechtbank heeft de feiten en standpunten van de partijen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelt dat de verweersters in redelijkheid hun instemming met de aangeboden schuldregeling hebben kunnen weigeren, omdat het voorstel niet het maximale was dat de verzoekers konden bieden. De rechtbank wijst het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de schuldregeling af, en benadrukt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling meer waarborgen biedt voor de schuldeisers.
De rechtbank heeft tevens aangegeven dat verzoekers het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling willen handhaven, wat betekent dat er een afzonderlijk vonnis zal worden gewezen over dat verzoek. De beslissing van de rechtbank kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.