Overwegingen
1. Gelet op de inhoud van het dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen.
2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 mei 2021 (in de zaak NL21.6215) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek op 3 mei 2021 de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser heeft aan het volgberoep ten grondslag gelegd dat de rechtbank bij de behandeling ter zitting van het beroep tegen de oplegging van de maatregel niet volledig was ingelicht. Eiser was reeds voor die behandeling ter zitting, te weten op 30 april 2021, ter observatie overgebracht naar het PPC Veldzicht. Deze omstandigheid had moeten worden meegewogen bij de beoordeling van dat beroep. Verweerder handelt thans onvoldoende voortvarend want eiser verblijft al vier weken in Veldzicht en er heeft nog geen beoordeling plaats gevonden. Er is wel door de regievoerder nagegaan of met eiser gesproken kon worden maar verweerder heeft geen medische informatie opgevraagd. Het is onduidelijk op welke termijn met eiser kan worden gesproken en daardoor is het ook onduidelijk of er zicht op uitzetting bestaat terwijl de claim door de Spaanse autoriteiten al op 12 mei 2021 is geaccepteerd. De behandeling van eiser, al dan niet met een rechterlijke machtiging, dient te prevaleren boven het voortzetten van het dwangmiddel bewaring.
5. De rechtbank zal de maatregel van bewaring heden opheffen en overweegt daartoe als volgt.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat dit volgberoep niet (tevens) wordt aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van 6 mei 2021. Weliswaar blijkt uit het digitaal systeem van de rechtbank dat eiser geen hoger beroep heeft ingesteld tegen die uitspraak zodat een herzieningsverzoek in beginsel ontvankelijk zou worden geacht, echter de overwegingen in de gronden van het volgberoep zijn te weinig concreet om hierin een duidelijk herkenbaar en gemotiveerd verzoek om herziening van een eerdere uitspraak te lezen. De rechtbank zal in de onderhavige procedure enkel de rechtmatigheid van de voortduring van de detentie aan de hand van de beroepsgronden en aan de hand van ambtshalve onderzoek naar alle relevante feiten en elementen van de rechtmatigheid van de detentie beoordelen.
7. Eiser kampt met medische problematiek. In de voortgangsrapportage is op 29 april 2021 vermeld dat eiser niet aanspreekbaar is en op 3 mei 2021 is vermeld dat eiser op 30 april 2021 in Veldzicht is geplaatst. Op 4 mei 2021 is vermeld dat volgens het behandelteam niet met eiser kan worden gesproken. Op 18 mei 2021 is wederom door DT&V gevraagd aan de maatschappelijk werkster van Veldzicht of eiser in staat is om een gesprek te voeren. Uit het dossier blijkt dat de maatschappelijk werkster deze vraag zal inbrengen in de patiëntenbespreking. Deze laatste informatie is van 20 mei 2021.
8. De grond dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt slaagt niet. Verweerder heeft kort na de oplegging van de maatregel een plaatsing van eiser in Veldzicht bewerkstelligd en hiermee niet alleen invulling gegeven aan zijn zorgplicht ten aanzien van eiser, die door de rechtbank vanwege zijn medische problematiek als bijzonder kwetsbaar wordt aangemerkt, maar heeft deze handelingen ook voortvarend verricht. Verweerder heeft daarnaast meerdere malen navraag gedaan of eiser in staat is een gesprek te voeren en ook dit acht de rechtbank voldoende voortvarend. Dat eiser niet daadwerkelijk is gehoord lijkt, op basis van de zeer summiere informatie in de voortgangsrapportage, voort te komen uit medische problematiek van eiser. Deze omstandigheid regardeert echter de beoordeling van de voortvarendheid waarmee verweerder handelt niet, omdat verweerder bij het kunnen handelen afhankelijk is van de medische conditie van eiser en niet meer kan doen dan regelmatig contact opnemen met de behandelaars van eiser in Veldzicht om zich te vergewissen van de actuele medische situatie. Het standpunt van eiser dat de omstandigheid dat verweerder geen medische informatie heeft opgevraagd betrokken moet worden bij de vraag of verweerder voldoende voortvarend handelt volgt de rechtbank niet.
9. De beroepsgrond dat onvoldoende duidelijk is wanneer met eiser kan worden gesproken en deze omstandigheid tot opheffing van de maatregel moet leiden slaagt wel.
10. Zoals hiervoor overwogen handelt verweerder in overeenstemming met zijn zorgplicht door eiser niet in het DTC geplaatst te houden. De rechtbank overweegt dat volgens jurisprudentie van de Afdeling het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij detentieongeschikt is. Zo moet de vreemdeling aannemelijk maken dat de in detentie beschikbare zorg niet toereikend is, hij niet in staat is om de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan en de psychische omstandigheden in detentie door gebrek aan adequate medische zorg zullen verslechteren (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:1162 en ECLI:NL:RVS:2018:2263). Uit de feiten en omstandigheden van deze procedure blijkt dat verweerder veel beter in staat is om dit zelf te beoordelen. Van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft kan moeilijk worden verwacht dat hij, indien sprake is van ernstige medische problematiek, rekening houdt met de mogelijkheid dat een inbewaringstelling aan de orde kan komen en daarom reeds zorgdraagt voor een medische onderbouwing van een mogelijk standpunt over detentiegeschiktheid dat hij kan innemen tijdens het gehoor voorafgaand aan de beslissing of de maatregel moet worden opgelegd. Zodra de vreemdeling in de macht van verweerder komt, tijdens het gehoor voorafgaand aan oplegging van de maatregel of aanstonds na oplegging van de maatregel, valt niet goed in te zien welke mogelijkheden de vreemdeling dan heeft om dit standpunt te onderbouwen. Het enige dat de vreemdeling kan doen is gebruik maken van de in detentie beschikbare zorg, waarbij het zeer de vraag is of de medische dienst in het DTC bereid is een verklaring af te geven over de vraag over de detentiegeschiktheid van de vreemdeling. De arts dient immers “slechts” medische zorg te verlenen, terwijl de omstandigheden die de vreemdeling moet onderbouwen een medisch oordeel vereisen en de vreemdeling bovendien bezwaarlijk in staat kan worden geacht te weten welke medische zorg in detentie beschikbaar is. Ook valt niet in te zien dat een vreemdeling, indien hij is gedetineerd, een arts buiten het DTC kan raadplegen en kan verzoeken een standpunt in te nemen over de vraag of hij detentiegeschikt is. Verweerder heeft daarentegen overzicht over de in het DTC beschikbare zorg en dient zich -steeds en gedurende de gehele periode van detentie- te vergewissen van de medische gesteldheid van de vreemdeling en dit te betrekken bij de beoordeling of (voortduring van) de detentie rechtmatig is. 11. Gelet op de zorgplicht die verweerder heeft indien hij vreemdelingen met ernstige medische problematiek wil detineren overweegt de rechtbank dat het aan verweerder is om te onderzoeken en te onderbouwen of de medische gesteldheid aan de inbewaringstelling in de weg staat of dat de maatregel elders ten uitvoer moet worden gelegd al dan niet door middel van toepassing van een lichter middel. Verweerder beperkt het door het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie gegarandeerde recht op vrijheid van eiser. Indien verweerder de uitoefening van dit grondrecht wil beperken en door middel van een bewaringsmaatregel een inbreuk op dit grondrecht wil maken is het aan verweerder om de rechtmatigheid van deze inbreuk en dus van de maatregel van bewaring te onderbouwen. Omdat in het geval van eiser sprake lijkt te zijn van forse medische problematiek is het dus ook aan verweerder om, indien niet kan worden volstaan met een lichter middel, te onderbouwen dat eiser detentiegeschikt is en om uitdrukkelijk te motiveren of tenuitvoerlegging in het DTC kan plaatsvinden en draagt eiser niet de bewijslast om detentieongeschiktheid aan te tonen. De rechtbank overweegt hierbij dat verweerder indien sprake is van medische problematiek die niet leidt tot de conclusie dat de vreemdeling detentieongeschikt is deze omstandigheid ook steeds kenbaar moet betrekken of kan worden overgegaan tot een inbewaringstelling. Dat medische omstandigheden enkel aan oplegging of voortduring van de maatregel in de weg kunnen staan als sprake is van detentieongeschiktheid die bovendien door de vreemdeling aannemelijk gemaakt moet worden volgt de rechtbank dan ook niet.
12. Verweerder heeft in de onderhavige procedure op juiste wijze invulling gegeven aan zijn zorgplicht voor eiser. Eiser is evenwel in Veldzicht geplaatst bij wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring. Hierdoor heeft de opname een gedwongen karakter dat is gebaseerd op een vreemdelingrechtelijke grondslag. Verweerder heeft eiser gedetineerd ter fine van gedwongen vertrek naar Spanje waar eiser een verblijfsrecht heeft, waarbij de rechtbank moet uitgaan van de in rechte vaststaande omstandigheid dat eiser in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft. Anders dan eiser stelt is het niet relevant wanneer de Spaanse autoriteiten hebben aangegeven in te stemmen met gedwongen inreis van eiser in Spanje. Wel relevant is dat verweerder had moeten onderbouwen dat een gedwongen vertrek ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden en binnen welke termijn dit mogelijk zou zijn. Gelet op de omstandigheid dat eiser niet gehoord kan worden is een feitelijk vertrek thans niet aan de orde. Uit de voortgangsrapportage blijkt niet wat de actuele medische conditie van eiser is en blijkt evenmin van een medisch onderbouwd standpunt over de prognose wanneer eiser in staat moet worden geacht gehoord te worden over het feitelijke vertrek. Ook is thans door het ontbreken van medische informatie ongewis of eiser in staat is om fysiek overgedragen te worden. Weliswaar komt die vraag in beginsel eerst aan de orde kort voor de feitelijke overdracht. Nu thans echter geen enkel gesprek en contact mogelijk is met eiser had het op de weg van verweerder gelegen om medische informatie op te vragen en te betrekken bij de beoordeling of voortduring van de bewaring rechtmatig is. Omdat verweerder in de voortgangsrapportage enkel heeft volstaan met een korte opsomming van de verrichte inspanningen om met eiser te kunnen spreken en niet heeft onderbouwd dat overdracht daadwerkelijk gerealiseerd zal kunnen worden en binnen welke termijn, stelt de rechtbank vast dat verdere voortduring van de detentie onrechtmatig is. De maatregel van bewaring is immers opgelegd om zorg te dragen dat eiser gedwongen naar Spanje zal vertrekken omdat hij geen gevolg heeft gegeven aan de aanzegging om zelfstandig naar Spanje te vertrekken. Nu er geen enkele indicatie uit de voortgangsrapportage blijkt wanneer dit vertrek aan de orde zal zijn en verweerder ook niet met medische informatie heeft onderbouwd wanneer eiser vermoedelijk in staat zal eiser om een gesprek aan te kunnen gaan met DT&V, kan niet langer worden volgehouden door de bewaringsmaatregel het vertrek van eiser naar Spanje wordt verzekerd en daarom rechtmatig geacht zou moeten worden.
13. Dat eiser thans de bewaringsmaatregel ondergaat in Veldzicht en niet in het DTC en opname in Veldzicht, naar de rechtbank aanneemt, in belang is van eiser doet aan dit oordeel niet af. De rechtbank oordeelt enkel over de rechtmatigheid van de (voortduring van de ) detentie en zal niet overwegen dat opname in Veldzicht medisch gezien in het belang van eiser is en daarom de juridische grondslag van de opname niet relevant is of de vreemdelingrechtelijke detentie rechtmatig moet worden geacht. Het karakter van vrijheidsbeneming en het Unierechtelijke daadwerkelijke rechtsmiddel dat de rechter moet bieden indien om invrijheidstelling wordt verzocht verdragen zich niet met het laten voortduren van detentie omdat eiser wellicht baat heeft bij medische behandeling die hij thans verkrijgt op de locatie waar hij de vreemdelingrechtelijke detentie ondergaat. Eiser heeft de rechtbank door middel van het instellen van een beroep tegen de voortduring van de detentie verzocht om onmiddellijke invrijheidstelling. Een beslissing om de opname van eiser in Veldzicht te laten voortduren door de detentie niet onrechtmatig te achten omdat de rechtbank een langere opname “goed” zou achten voor het welbevinden van eiser verdraagt zich niet met het verzoek van eiser om in vrijheid te worden gesteld. De rechtbank overweegt hierbij uitdrukkelijk alleen bevoegd te zijn de rechtmatigheid van de detentie op vreemdelingrechtelijke gronden te beoordelen in de onderhavige procedure. Voor zover eiser heeft gesuggereerd dat de opname wellicht kan worden voortgezet op een andere juridische grondslag zoals met een rechterlijke machtiging, is de rechtbank niet alleen niet bevoegd maar ook niet in staat om dat in deze procedure te bewerkstelligen. De rechtbank zal de onmiddellijke invrijheidstelling bevelen. Het is vervolgens aan eiser en zijn gemachtigde, indien voortzetting van het verblijf in Veldzicht wenselijk wordt geacht, te bezien hoe dit kan worden gerealiseerd.
14. De rechtbank acht de verdere voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag bevelen.
15. Omdat voortduring van de bewaring onrechtmatig zou zijn vanaf de dag dat ook de opheffing van de maatregel wordt bevolen, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).