ECLI:NL:RBDHA:2021:5365
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en geloofwaardigheidseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag van een Guinese eiser, die stelt dat hij vanwege zijn homoseksualiteit uit Guinee is gevlucht. De eiser heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft op 28 mei 2021 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1998, zijn asielaanvraag heeft onderbouwd met het verhaal dat hij in Guinee is betrapt op een intieme handeling met een andere man, waarna hij is opgepakt en gedetineerd. De staatssecretaris heeft echter de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser in twijfel getrokken, met name op het gebied van zijn seksuele geaardheid en de omstandigheden rondom zijn detentie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag voldoende heeft gemotiveerd en dat de vragen die aan de eiser zijn gesteld over zijn seksuele geaardheid niet in strijd zijn met de geldende richtlijnen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiser summier en vaag waren, en dat er geen reden was om de brieven van het COC en Vluchtelingenwerk Nederland meer gewicht te geven dan de staatssecretaris heeft gedaan. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.