ECLI:NL:RBDHA:2021:5356
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Köse-Albayrak, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een voorrangsverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag werd afgewezen op 25 maart 2020 en het bezwaar daartegen werd op 21 juli 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft aangevoerd dat zij medische en sociale problemen heeft en dat verweerder haar onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om haar standpunt te onderbouwen. Verweerder heeft echter gesteld dat eiseres nog op het adres van de echtelijke woning staat ingeschreven en dat inwonen geen reden is voor het verlenen van voorrang.
Tijdens de zitting op 26 mei 2021 heeft eiseres verklaard dat zij sinds 18 februari 2021 een woning huurt, maar dat deze woning te klein en te duur is voor haar situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesbelang van eiseres is komen te vervallen, omdat de situatie ten tijde van de besluitvorming niet langer aan de orde was. De rechtbank oordeelt dat eiseres een nieuwe aanvraag moet indienen als zij wil dat verweerder haar huidige woonsituatie opnieuw beoordeelt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, in aanwezigheid van griffier mr. B.M. van der Meide, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2021.