ECLI:NL:RBDHA:2021:5340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
19_7125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht in rekening gebrachte aanmaningskosten bij belastingaanslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten die in rekening waren gebracht naar aanleiding van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De aanmaningskosten van € 16,00 waren opgelegd na een aanmaning met dagtekening 16 juli 2019. Eiser had op 28 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het bezwaar tegen de aanmaningskosten werd door de ontvanger van de Belastingdienst niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.

Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kon blijven. De ontvanger had per abuis geen uitstel van betaling verleend, terwijl eiser tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft de aanmaningskosten daarom verminderd tot nihil en het beroep van eiser gegrond verklaard. Tevens is de uitspraak op bezwaar vernietigd en is de ontvanger opgedragen het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de gronden van eiser tegen de aanslag zelf niet in deze procedure konden worden beoordeeld, aangezien enkel de beslissing over de aanmaningskosten ter beoordeling voorlag. De uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/7125
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de ontvanger van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 oktober 2019 op het bezwaar van eiser tegen in rekening gebrachte aanmaningskosten.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanmaningskosten tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Aan eiser is een aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 opgelegd (de aanslag). Met dagtekening 16 juli 2019 is hij ter zake van deze aanslag aangemaand waarbij een bedrag van € 16,00 aan aanmaningskosten in rekening is gebracht.
2. Met dagtekening 23 juli 2019 is voor de aanslag uitstel van betaling verleend.
3. Het bezwaar tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten is bij de bestreden uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.
4. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Verweerder heeft toegelicht dat in eerste instantie per abuis geen uitstel van betaling is verleend, terwijl eiser reeds op 28 juni 2019 bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag. De rechtbank sluit zich hierbij aan en heeft de in rekening gebrachte aanmaningskosten verminderd tot nihil.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond verklaard.
6. In zijn beroepschrift heeft eiser tevens gronden aangevoerd tegen de aanslag. Deze gronden kunnen in deze procedure niet beoordeeld worden aangezien hier uitsluitend de beslissing van de ontvanger over de aanmaningskosten voorligt.
7. Op de zitting zijn ook andere zaken van eiser behandeld. In die zaken is niet de ontvanger, maar de inspecteur van de belastingdienst verweerder. Eiser heeft verzocht om een proceskostenvergoeding van € 50 voor alle op deze zitting behandelde zaken. Uit het oogpunt van doelmatigheid zal de rechtbank op dit verzoek beslissen in de zaken waarin de inspecteur verweerder is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.