ECLI:NL:RBDHA:2021:5340
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht in rekening gebrachte aanmaningskosten bij belastingaanslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten die in rekening waren gebracht naar aanleiding van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De aanmaningskosten van € 16,00 waren opgelegd na een aanmaning met dagtekening 16 juli 2019. Eiser had op 28 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het bezwaar tegen de aanmaningskosten werd door de ontvanger van de Belastingdienst niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.
Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kon blijven. De ontvanger had per abuis geen uitstel van betaling verleend, terwijl eiser tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft de aanmaningskosten daarom verminderd tot nihil en het beroep van eiser gegrond verklaard. Tevens is de uitspraak op bezwaar vernietigd en is de ontvanger opgedragen het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de gronden van eiser tegen de aanslag zelf niet in deze procedure konden worden beoordeeld, aangezien enkel de beslissing over de aanmaningskosten ter beoordeling voorlag. De uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.